ECLI:NL:GHDHA:2013:2898

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
22-004273-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute roofoverval met geweld tegen benadeelde partij en gebruik van kind als pressiemiddel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met twee mededaders betrokken was bij een brute roofoverval op een benadeelde partij in diens woning. De overval vond plaats op 10 februari 2012 te Rijswijk, waarbij de verdachte en zijn mededaders geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt. De benadeelde partij was op dat moment in de woning aanwezig, samen met zijn 14 maanden oude dochter, die als pressiemiddel werd gebruikt om de benadeelde partij te dwingen zich over te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. De rechtbank had eerder eenzelfde straf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is deels toegewezen, waarbij het hof de immateriële schadevergoeding heeft vastgesteld op € 3.000,-. De vordering tot materiële schadevergoeding is afgewezen, en de benadeelde partij is in die vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers meegewogen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernstige gevolgen van dergelijke misdrijven voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004273-12
Parketnummer: 09-757408-12
Datum uitspraak: 8 april 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op 26 september 1981 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
GBA: zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te landen,
[verblijfadres] volgens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep,
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade is deels, hoofdelijk, toegewezen. Aan de verdachte is voorts de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor het overige deel afgewezen.
De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot materiële schadevergoeding.
Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, een en ander zoals nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Rijswijk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) tattoeageappara(a)t(en) met toebehoren en/of een portemonnee met inhoud en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of sleutels en/of sieraden en/of een laptop (sony) en/of een fotocamera (Nikon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken anders schiet ik je neer en/of Als je niet luistert dan blijft de Kleine alleen over en/of jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het en/of Waar is het geld?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, van die [benadeelde partij] en/of
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en/of
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • vervolgens) schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • losrukken van sieraden van nek en/of vingers van die
[benadeelde partij] en/of
- wegnemen van een portemonnee van die [benadeelde partij];
en/of
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Rijswijk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) tattoeageappara(a)t(en) met toebehoren en/of een portemonnee met inhoud en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of sleutels en/of sieraden en/of een laptop (sony) en/of een fotocamera (Nikon), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken anders schiet ik je neer en/of Als je niet luistert dan blijft de Kleine alleen over en/of jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het en/of Waar is het geld?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, van die [benadeelde partij] en/of
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en/of
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • vervolgens) schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • losrukken van sieraden van nek en/of vingers van die [benadeelde partij] en/of
- wegnemen van een portemonnee van die [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tattoeageapparaten met toebehoren en een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en sleutels en sieraden en een laptop (Sony) en een fotocamera (Nikon), geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht van die [benadeelde partij] en
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en
  • schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en
  • losrukken van sieraden van nek en vingers van die
[benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd, een en ander zoals verwoord in de overgelegde pleitnota van de raadsvrouw.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet volledig past in het door de aangever opgegeven signalement en de aangever slechts een zeer algemeen signalement opgeeft van de dader en specifieke, onderscheiden kenmerken van de verdachte ontbreken.
Het hof verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van het hof moet in deze rekening worden gehouden met de stressvolle situatie waaronder de aangever tot de beschrijving van de daders is gekomen. Daarnaast heeft de aangever relevante punten van herkenning genoemd die overeenkomen met de uiterlijke kenmerken van de verdachte en de kleding die de verdachte droeg op 10 februari 2012. Daarbij is naar het oordeel van het hof voorts van belang dat de herkenning door de aangever wordt ondersteund door andere onafhankelijk van de aangever en in deze voor het bewijs gebezigde herkenningen.
Ook hetgeen de raadsvrouw in dit verband en voor zover rechtens relevant heeft aangevoerd omtrent de herkenning en de inzet en uitvoering van de enkelvoudige fotoconfrontatie, een en ander zoals verwoord in haar pleitnota, verwerpt het hof.
Het hof stelt voorop dat – voor zover de raadsvrouw hierop doelt - de (enkelvoudige) fotoconfrontatie niet valt onder het ‘Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’. Uiteraard dienen ook bij de in dezen gehanteerde enkelvoudige fotoconfrontatie de regels van een eerlijke en zorgvuldige procedure te worden gerespecteerd en nageleefd. Dat daaraan niet is voldaan, is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
Met het tonen van foto’s dient evenwel onder alle omstandigheden, en dus ook in deze zeer zorgvuldig te worden omgegaan, en de resultaten daarvan dienen uiterst behoedzaam voor het bewijs te worden gebezigd.
Hoewel enerzijds naar het oordeel van het hof ook een andere wijze van confrontatie had kunnen worden gebezigd en op zich genomen zeer beperkte waarde dient te worden toegekend aan de herkenning van de verdachte door de aangever bij de enkelvoudige fotoconfrontatie is anderzijds uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ook en voldoende overtuigend naar voren gekomen dat deze herkenning wordt ondersteund door andere bronnen (en aldus door het hof mede is gebezigd voor het bewijs). Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep dan ook niet aannemelijk geworden dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering noch dat de bedoelde herkenning van verdachte onbetrouwbaar zou zijn op grond waarvan deze als bewijs zou moeten worden uitgesloten.
De raadsvrouw heeft – zo begrijpt het hof – voorts nog betoogd dat verdachte, er van uitgaand dat hij de beller was die kort voorafgaande aan de overval naar aangever belde, niet een van de daders kan zijn die zich ten tijden van de overval in de woning van aangever bevonden omdat de aangever
de stemvan de beller voor 100% zeker niet tijdens die overval heeft teruggehoord.
Dit verweer van de raadsvrouw snijdt geen hout, omdat het enkele niet ‘terughoren’ van de stem van de beller ten tijde van de overval in de woning door de aangever, verdachte als dader niet uitsluit als een van de in de woning aanwezige daders. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is weliswaar naar voren gekomen dat het 06-nummer waarmee de aangever kort voor de overval wordt gebeld, in gebruik is bij verdachte, maar niet dat de bewuste beller verdachte is. Verdachte heeft desgevraagd door de voorzitter, overigens ook zelf verklaard dat hij niet die bewuste beller is geweest.
De raadsvrouw heeft voorts in haar pleitnota (onder 5). de vraag opgeworpen of sprake zou kunnen zijn van medeplegen indien het hof zou aannemen dat verdachte de bewuste beller is, maar hij ten tijde van de overval niet in de woning van de aangever is geweest.
Nu het hof, gelet op de in dezen gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte als mededader ten tijde van de overval in de woning van de aangever is geweest, behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Voorts heeft de raadsvrouw nog betoogd – althans zo begrijpt het hof - dat de camerabeelden van de lift in dezen voor het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat de juistheid van de tijdsregistratie onvoldoende zorgvuldig is onderzocht en daardoor daarover geen uitspraak kan worden gedaan.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd omtrent de op de beelden genoemde
datumvan opname en de verdediging wil ook wel aannemen dat de aangegeven tijd op de beelden achter loopt op de werkelijke tijd die dag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is, anders dan door de verdediging betoogd, aannemelijk geworden dat de
tijdsvermeldingop bedoelde camerabeelden ten opzichte van de werkelijke tijd ongeveer 13 tot 14 minuten achterloopt. Dat het wat dit betreft anders zou zijn is door de verdediging door middel van suggestieve veronderstellingen en dus onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Dat sprake zou zijn van onzorgvuldig relateren door de politie ter zake zoals door de verdediging betoogd, is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt dan ook dit verweer en de op grond daarvan door de verdediging beoogde bewijsuitsluiting.
De raadsvrouw heeft ten slotte nog gewezen op het door de verdediging aangevoerde alternatief scenario, een en ander zoals verwoord in de pleitnota van de raadsvrouw.
Dit scenario is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. Hetgeen de raadsvrouw omtrent de route, tijdstippen, zendmastgegevens en de buit naar voren heeft gebracht, maakt zulks, mede gegeven de hypotheses en aannames die daarbij zijn gedaan, naar het oordeel van het hof niet anders. Daarbij is naar het oordeel van het hof mede van belang dat de verdachte zelf omtrent voormeld "alternatief scenario" geen nadere verklaring heeft willen afleggen of vragen heeft willen beantwoorden. Evenmin zijn er anderszins door de verdediging concrete aanknopingspunten geboden voor verder feitelijk onderzoek naar de aannemelijkheid van voormeld scenario.
Het hof verwerpt dan ook dit verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden als aangegeven in het in het dossier gevoegde schriftelijk requisitoir onder II (bewezenverklaring en bewijsvoering).
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute roofoverval op [benadeelde partij] in diens woning zoals bewezen verklaard.
Een dergelijke roofoverval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Zulks blijkt ook uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij]. Daarnaast maakt een dergelijk feit ernstig inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Het hof laat bij de bepaling van de strafmaat voorts zwaar meewegen dat dit alles is gebeurd terwijl de 14 maanden oude dochter van het slachtoffer zich in een box in dezelfde kamer bevond en dat de daders dit kind als pressiemiddel hebben gebruikt om [benadeelde partij] zijn verzet te doen staken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder woningovervallen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie – met de rechtbank en anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Hetgeen de verdediging in dit verband nog middels jurisprudentie heeft aangevoerd heeft het hof niet tot een ander oordeel gebracht.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 19 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, gelasten dat dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder nummers 11, 12 en 16 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen de teruggave gelasten aan de verdachte, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet langer verzet.
Het hof zal voorts de teruggave gelasten van het op de beslaglijst onder 8 genummerde voorwerp aan [benadeelde partij], nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 13, 14, 15, 17 en 18 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. Het hof zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten. Ten aanzien van de onder nummer 9 vermelde voorwerpen overweegt het hof dat blijkens de beslaglijst sprake is van ‘35 apparaten, waarvan 1 boksbeugel’. Nu blijkens de inhoud van het dossier een tatoeageapparaat bestaat met de vorm van een boksbeugel (de zogenaamde
knuckle duster), gaat het hof er vanuit dat één van de 35 apparaten een dergelijk apparaat betreft en dat geen sprake is van een feitelijke boksbeugel.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 23.707,54.
In eerste aanleg is de vordering tot vergoeding van immateriële schade deels, hoofdelijk, toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor het overige afgewezen en de benadeelde partij is in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 23.707,54.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,- en dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade voor het overige zal worden afgewezen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 3.000,-.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: het onder 19 genummerde voorwerp op de lijst van in beslag genomen goederen.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 11, 12 en 16 genummerde voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde partij] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het op de beslaglijst onder 8 genummerde voorwerp.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 13, 14, 15, 17 en 18 genummerde voorwerpen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,- (drieduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake van
immateriële schade voor het overige af.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering ter zake van materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
€ 3.000,- (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. S.A.J. van 't Hul en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2013.