5. (zaak 32):
hij op of omstreeks 19 januari 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (Nissan Sunny [KENTEKENNUMMER 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of vernieling van het contactslot.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota - vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte op 26 januari 2011 gepoogd heeft in te breken in een woning in Noordwijk, zoals onder 2 ten laste is gelegd. Nu het onder 2 ten laste gelegde naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt voorts dat de verdenking van betrokkenheid van de verdachte bij het onder 5 ten laste gelegde enkel berust op de verklaring van [getuige], die tegenover de politie heeft verklaard dat de verdachte samen met [medeverdachte], waarvan in het onderzoek is vastgesteld dat dit de bijnaam is van [medeverdachte] (proces-verbaal van bevindingen, blz. 30 en 31), een Nissan Sunny heeft gestolen omdat de Skoda waarin zij reden nog maar weinig benzine had (proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1084). In het verhoor van [medeverdachte] komt de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit weliswaar aan de orde doordat een van de verbalisanten diens naam noemt, echter, door [medeverdachte] wordt niet bevestigd dat de verdachte bij de diefstal van de Nissan Sunny betrokken is geweest (proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1061 en 1062).
Gelet op het vorenstaande acht het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
Feiten 3 en 4
Op 16 januari 2011 doet [benadeelde partij 4], eigenaar van de [garage naam], [adres 3] in Den Haag, aangifte van een inbraak in de garage. Deze inbraak heeft plaatsgevonden in de vroege morgen van 16 januari 2011. De daders hebben geld, ongeveer € 100,-, en autosleutels uit de garage weggenomen. Ook hebben zij een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 3] en een blauwe Skoda Fabia met kenteken [kentekennummer] weggenomen die ter reparatie waren gebracht en voor de garage stonden geparkeerd.
Zowel de showroom als de werkplaats zijn voorzien van een camerasysteem. Van de inbraak zijn beelden beschikbaar.De verbalisant die de beelden heeft bekeken ziet twee
mannen de garage binnenkomen die op enig moment de deur naar het kantoor openbreken en dat doorzoeken. De ene man vertoont grote gelijkenis met de later aangehouden verdachte, de andere met medeverdachte [medeverdachte 2].
Een aantal mensen heeft verklaard over de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.
[getuige] heeft verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] tegen hem hadden gezegd dat zij bij de Skodadealer in de [adres] hadden ingebroken. Ze hadden een zwarte VW Golf en een Skoda Fabia meegenomen. [getuige] heeft de sleutel van de Skoda opgehaald bij de verdachte, toen die vast zat in Gouda.Hij moest van de verdachte iets uit die auto halen. Het raampje van de auto was kapot gegaan toen de verdachte de deur had dichtgegooid.Hij heeft de sleutels aan [medeverdachte] gegevenen heeft met [medeverdachte] in de auto gekeken.Volgens [getuige] is de Skoda door de politie aangetroffen met [medeverdachte 3] en haar moeder erin.
[getuige] heeft ook verklaard dat hij met [medeverdachte 2] in een VW Golf heeft gezeten. Ze gingen toen ergens observeren naar aanleiding van een tip die de verdachte en [medeverdachte 2] hadden gekregen. De verdachte en [medeverdachte] waren erbij, zij reden in een Skoda. Bij het Van der Valk Hotel op de A4 kwamen ze zonder benzine te staan. [medeverdachte 2] en [getuige] zijn ingestapt in de Skoda.
Het hof acht de verklaringen van [getuige] over de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten betrouwbaar nu deze door de hierna te noemen andere verklaringen en feiten en omstandigheden worden gesteund.
De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] kenten dat hij, toen hij vast zat in Gouda in verband met een inbraak in Bergambacht, heeft gebeld met [getuige], die vervolgens een Skodasleutel bij hem heeft opgehaald.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij bij haar thuis een gesprek heeft opgevangen tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [getuige]. Ze spraken over een Skodadealer en over sleutels die ze hadden.Ook heeft [medeverdachte 3] op verzoek van de verdachte spullen uit de Skoda gehaald.
Het ruitje van de Skoda was kapot en geplakt.
[betrokkene] heeft verklaard dat zij van [getuige], [medeverdachte 2] en de verdachte had gehoord over een Skodadealer bij haar in de buurt. Zij kent een garage in de [adres 2]. De verdachte en [medeverdachte 2] kwamen ‘s nachts met een Skoda toen [medeverdachte 4] met [medeverdachte 3] en [getuige] bij [medeverdachte 3] thuis zat.
De Skoda is op 3 februari 2011 door de politie in de omgeving van het Kamperfoelieplein in Den Haag aangetroffen en in beslag genomen.De Skoda was voorzien van het kenteken [kentekennummer 4].Uit onderzoek is gebleken dat de kentekenplaten [kentekennummer 4] op 20 januari 2011 tussen 08.00 uur en 14.00 uur zijn gestolen van een auto die stond geparkeerd in een parkeergarage aan de [adres] in Utrecht.In de Skoda is een kwitantie aangetroffen op naam van [betrokkene], de moeder van het kind van de verdachte. De verdachte heeft daar geen verklaring voor gegeven.
Op 28 februari 2011 is [medeverdachte 3] aangehouden. Bij de daarop volgende doorzoeking in haar woning is onder meer een Skodasleutel aangetroffen.Deze sleutel behoorde bij de bij de diefstal weggenomen Skoda Fabia.
Gezien het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met een ander, de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feit 1
Op 27 januari 2011 doet [benadeelde partij 1] aangifte van een inbraak in zijn woning gelegen aan [adres] in Den Haag op 26 januari 2011, waarbij onder meer geld, sieraden, een computer, autosleutels en etenswaren zijn weggenomen.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat zij bij deze inbraak betrokken was. Zij herkende de woning die haar via straatblik.nl werd getoond. Ze was met twee anderen, van wie ze de namen niet wil noemen. [medeverdachte 4] moest buiten blijven staan. Ze zijn met de Skoda naar de woning toe gegaan. Na de inbraak zijn ze naar de woning van [medeverdachte 3] gereden.
[getuige] heeft verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 3] kwamen toen hij daar ook was. Ze kwamen met boodschappen en ze hadden ook goud gepikt. Ze zouden terug gaan, want ze hadden een sleutel gevonden, maar nog geen auto erbij. Ze hadden twee dezelfde sleutels gevonden met het Audi-teken erop. Die hebben ze aan [medeverdachte] gegeven.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij van de verdachte een groen kluisje heeft gekregen om te bewaren. Het kluisje zat op slot en er zat een sleutel bij. Volgens [medeverdachte 3] zaten er sieraden in die van diefstal afkomstig waren.Op 2 maart 2011 heeft de moeder van [medeverdachte 3] het groene kluisje naar het politiebureau gebracht.Het kluisje bleek van aangever te zijn die verklaarde dat de sieraden die erin zaten van hem waren.
Bij haar aanhouding op 28 februari 2011 heeft [medeverdachte 3] een bos autosleutels aan verbalisanten overhandigd, met daaraan drie uitklapbare Audi-sleutels en een Suzuki sleutel. Twee Audi-sleutels behoorden bij de Audi van de zoon van aangever.In de fouillering van [medeverdachte 3] is een Mitsubishi-sleutel aangetroffen, waarvan na onderzoek is gebleken dat die toebehoorde aan aangever.
[getuige] heeft verklaard dat zij bij [medeverdachte 3] thuis van de verdachte en [medeverdachte 2] hoorde dat zij hadden ingebroken in Scheveningen.Ze hadden een tas met boodschappen bij zich en hebben die afgegeven.
Op 29 januari 2011 zijn de verdachte en [medeverdachte 2] aangehouden in verband met een diefstal in Bergambacht. In de fouillering van de verdachte werden sieraden aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraak in Scheveningen.
Gezien het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met anderen, het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen sieraden en sleutels en een computer en etenswaar en huishoudelijke artikelen, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
/of diens echtgenote en/of [benadeelde partij 2], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het kelderraam van die woning te verbreken/forceren;
3:
hij op 16 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen ongeveer honderd euro, en autosleutels, toebehorende aan [benadeelde partij 4] of [benadeelde partij 5] of [benadeelde partij 6], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door de toegangsdeur(en) van dat pand en de deur van een kantoor te forceren;
4:
hij op 16 januari 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto Skoda Fabia [kentekennummer], toebehorende aan [benadeelde partij 6], zulks na het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten als voortgezette handeling dienen te worden aangemerkt.
Bij de beoordeling van het verweer dient voorop te worden gesteld dat slechts sprake kan zijn van een situatie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht indien de handelingen die de voortgezette handeling uitmaken uiting zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit.
Daarmee hangt samen dat sprake moet zijn van gelijksoortigheid van handelingen. Voorts heeft het vereiste van één ongeoorloofd wilsbesluit tot gevolg dat slechts een kort tijdsverloop tussen de verschillende handelingen dient te liggen.
Het hof is van oordeel dat niet aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Weliswaar zijn de autosleutels gestolen bij de inbraak in het bedrijfspand aan [adres 3] te ’s-Gravenhage, doch daarna is door de verdachte een nieuw wilsbesluit genomen om tot de diefstal van de Skoda Fabia (kenteken [kentekennummer]), die voor het bedrijfspand stond geparkeerd, over te gaan. Artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten dan ook niet van toepassing.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan een inbraak in een garage. Uit de woning zijn onder meer sieraden, autosleutels en een computer gestolen. Uit de garage heeft de verdachte geld en autosleutels gestolen. Vervolgens heeft de verdachte met een van die sleutels een auto gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien is algemeen bekend dat dergelijke feiten gevoelens van angst en onrust veroorzaken in de maatschappij. De verdachte heeft voorts geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn laakbare handelen. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 6.080,90.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.581,90, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte gedeeltelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 3.581,90 materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.581,90 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.032,55.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.032,55 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 396,97.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte gedeeltelijk betwist.
Nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.