ECLI:NL:GHDHA:2013:2901

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
22-005939-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake woninginbraak en diefstal van voertuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor meerdere inbraken en diefstallen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan een woninginbraak en een inbraak in een garage, waarbij onder andere sieraden, autosleutels en een computer zijn gestolen. De verdachte heeft met een van de gestolen autosleutels een auto gestolen. De rechtbank had de verdachte eerder ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit voor enkele ten laste gelegde feiten. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot inbraak in Noordwijk, maar heeft de bewezenverklaring van de andere feiten gehandhaafd. Het hof heeft de strafmaat gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en onder toezicht van de reclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-005939-11
Parketnummer: 09-757617-11
Datum uitspraak: 5 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1982,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 mei 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1. (
zaak 20):
hij op of omstreeks 26 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen (een) siera(a)d(en) en/of een of meer sleutel(s) en/of een computer en/of etenswaar en/of (een) huishoudelijke artikel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en of diens echtgenote en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het kelderraam van die woning te verbreken/forceren;
2. (
zaak 21):
hij op of omstreeks 26 januari 2011 te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen heeft getracht een of meer deuren van die woning te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. (
zaak 4):
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen ongeveer honderd euro, althans een hoeveelheid geld en/of een of meer autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de toegangsdeur(en) van dat pand en/of de deur van een kantoor te forceren;
4. (
zaak 17):
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (Skoda Fabia [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
5. (
zaak 32):
hij op of omstreeks 19 januari 2011 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (Nissan Sunny [KENTEKENNUMMER 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of vernieling van het contactslot.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota - vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte op 26 januari 2011 gepoogd heeft in te breken in een woning in Noordwijk, zoals onder 2 ten laste is gelegd. Nu het onder 2 ten laste gelegde naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt voorts dat de verdenking van betrokkenheid van de verdachte bij het onder 5 ten laste gelegde enkel berust op de verklaring van [getuige], die tegenover de politie heeft verklaard dat de verdachte samen met [medeverdachte], waarvan in het onderzoek is vastgesteld dat dit de bijnaam is van [medeverdachte] (proces-verbaal van bevindingen, blz. 30 en 31), een Nissan Sunny heeft gestolen omdat de Skoda waarin zij reden nog maar weinig benzine had (proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1084). In het verhoor van [medeverdachte] komt de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit weliswaar aan de orde doordat een van de verbalisanten diens naam noemt, echter, door [medeverdachte] wordt niet bevestigd dat de verdachte bij de diefstal van de Nissan Sunny betrokken is geweest (proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1061 en 1062).
Gelet op het vorenstaande acht het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden [1]
Feiten 3 en 4
Op 16 januari 2011 doet [benadeelde partij 4], eigenaar van de [garage naam], [adres 3] in Den Haag, aangifte van een inbraak in de garage. Deze inbraak heeft plaatsgevonden in de vroege morgen van 16 januari 2011. De daders hebben geld, ongeveer € 100,-, en autosleutels uit de garage weggenomen. Ook hebben zij een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 3] en een blauwe Skoda Fabia met kenteken [kentekennummer] weggenomen die ter reparatie waren gebracht en voor de garage stonden geparkeerd. [2]
Zowel de showroom als de werkplaats zijn voorzien van een camerasysteem. Van de inbraak zijn beelden beschikbaar. [3] De verbalisant die de beelden heeft bekeken ziet twee
mannen de garage binnenkomen die op enig moment de deur naar het kantoor openbreken en dat doorzoeken. De ene man vertoont grote gelijkenis met de later aangehouden verdachte, de andere met medeverdachte [medeverdachte 2]. [4]
Een aantal mensen heeft verklaard over de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.
[getuige] heeft verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] tegen hem hadden gezegd dat zij bij de Skodadealer in de [adres] hadden ingebroken. Ze hadden een zwarte VW Golf en een Skoda Fabia meegenomen. [getuige] heeft de sleutel van de Skoda opgehaald bij de verdachte, toen die vast zat in Gouda. [5] Hij moest van de verdachte iets uit die auto halen. Het raampje van de auto was kapot gegaan toen de verdachte de deur had dichtgegooid. [6] Hij heeft de sleutels aan [medeverdachte] gegeven [7] en heeft met [medeverdachte] in de auto gekeken. [8] Volgens [getuige] is de Skoda door de politie aangetroffen met [medeverdachte 3] en haar moeder erin. [9]
[getuige] heeft ook verklaard dat hij met [medeverdachte 2] in een VW Golf heeft gezeten. Ze gingen toen ergens observeren naar aanleiding van een tip die de verdachte en [medeverdachte 2] hadden gekregen. De verdachte en [medeverdachte] waren erbij, zij reden in een Skoda. Bij het Van der Valk Hotel op de A4 kwamen ze zonder benzine te staan. [medeverdachte 2] en [getuige] zijn ingestapt in de Skoda. [10]
Het hof acht de verklaringen van [getuige] over de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten betrouwbaar nu deze door de hierna te noemen andere verklaringen en feiten en omstandigheden worden gesteund.
De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] kent [11] en dat hij, toen hij vast zat in Gouda in verband met een inbraak in Bergambacht, heeft gebeld met [getuige], die vervolgens een Skodasleutel bij hem heeft opgehaald. [12]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij bij haar thuis een gesprek heeft opgevangen tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [getuige]. Ze spraken over een Skodadealer en over sleutels die ze hadden. [13] Ook heeft [medeverdachte 3] op verzoek van de verdachte spullen uit de Skoda gehaald. [14]
Het ruitje van de Skoda was kapot en geplakt. [15]
[betrokkene] heeft verklaard dat zij van [getuige], [medeverdachte 2] en de verdachte had gehoord over een Skodadealer bij haar in de buurt. Zij kent een garage in de [adres 2]. De verdachte en [medeverdachte 2] kwamen ‘s nachts met een Skoda toen [medeverdachte 4] met [medeverdachte 3] en [getuige] bij [medeverdachte 3] thuis zat. [16]
De Skoda is op 3 februari 2011 door de politie in de omgeving van het Kamperfoelieplein in Den Haag aangetroffen en in beslag genomen. [17] De Skoda was voorzien van het kenteken [kentekennummer 4]. [18] Uit onderzoek is gebleken dat de kentekenplaten [kentekennummer 4] op 20 januari 2011 tussen 08.00 uur en 14.00 uur zijn gestolen van een auto die stond geparkeerd in een parkeergarage aan de [adres] in Utrecht. [19] In de Skoda is een kwitantie aangetroffen op naam van [betrokkene], de moeder van het kind van de verdachte. De verdachte heeft daar geen verklaring voor gegeven. [20]
Op 28 februari 2011 is [medeverdachte 3] aangehouden. Bij de daarop volgende doorzoeking in haar woning is onder meer een Skodasleutel aangetroffen. [21] Deze sleutel behoorde bij de bij de diefstal weggenomen Skoda Fabia. [22]
Gezien het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met een ander, de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feit 1
Op 27 januari 2011 doet [benadeelde partij 1] aangifte van een inbraak in zijn woning gelegen aan [adres] in Den Haag op 26 januari 2011, waarbij onder meer geld, sieraden, een computer, autosleutels en etenswaren zijn weggenomen. [23]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat zij bij deze inbraak betrokken was. Zij herkende de woning die haar via straatblik.nl werd getoond. Ze was met twee anderen, van wie ze de namen niet wil noemen. [medeverdachte 4] moest buiten blijven staan. Ze zijn met de Skoda naar de woning toe gegaan. Na de inbraak zijn ze naar de woning van [medeverdachte 3] gereden. [24]
[getuige] heeft verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 3] kwamen toen hij daar ook was. Ze kwamen met boodschappen en ze hadden ook goud gepikt. Ze zouden terug gaan, want ze hadden een sleutel gevonden, maar nog geen auto erbij. Ze hadden twee dezelfde sleutels gevonden met het Audi-teken erop. Die hebben ze aan [medeverdachte] gegeven. [25]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij van de verdachte een groen kluisje heeft gekregen om te bewaren. Het kluisje zat op slot en er zat een sleutel bij. Volgens [medeverdachte 3] zaten er sieraden in die van diefstal afkomstig waren. [26] Op 2 maart 2011 heeft de moeder van [medeverdachte 3] het groene kluisje naar het politiebureau gebracht. [27] Het kluisje bleek van aangever te zijn die verklaarde dat de sieraden die erin zaten van hem waren. [28]
Bij haar aanhouding op 28 februari 2011 heeft [medeverdachte 3] een bos autosleutels aan verbalisanten overhandigd, met daaraan drie uitklapbare Audi-sleutels en een Suzuki sleutel. Twee Audi-sleutels behoorden bij de Audi van de zoon van aangever. [29] In de fouillering van [medeverdachte 3] is een Mitsubishi-sleutel aangetroffen, waarvan na onderzoek is gebleken dat die toebehoorde aan aangever. [30]
[getuige] heeft verklaard dat zij bij [medeverdachte 3] thuis van de verdachte en [medeverdachte 2] hoorde dat zij hadden ingebroken in Scheveningen. [31] Ze hadden een tas met boodschappen bij zich en hebben die afgegeven. [32]
Op 29 januari 2011 zijn de verdachte en [medeverdachte 2] aangehouden in verband met een diefstal in Bergambacht. In de fouillering van de verdachte werden sieraden aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraak in Scheveningen. [33]
Gezien het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met anderen, het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen sieraden en sleutels en een computer en etenswaar en huishoudelijke artikelen, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
/of diens echtgenote en/of [benadeelde partij 2], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het kelderraam van die woning te verbreken/forceren;
3:
hij op 16 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen ongeveer honderd euro, en autosleutels, toebehorende aan [benadeelde partij 4] of [benadeelde partij 5] of [benadeelde partij 6], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door de toegangsdeur(en) van dat pand en de deur van een kantoor te forceren;
4:
hij op 16 januari 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto Skoda Fabia [kentekennummer], toebehorende aan [benadeelde partij 6], zulks na het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafmaatverweer
De raadsman heeft bepleit dat de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten als voortgezette handeling dienen te worden aangemerkt.
Bij de beoordeling van het verweer dient voorop te worden gesteld dat slechts sprake kan zijn van een situatie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht indien de handelingen die de voortgezette handeling uitmaken uiting zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit.
Daarmee hangt samen dat sprake moet zijn van gelijksoortigheid van handelingen. Voorts heeft het vereiste van één ongeoorloofd wilsbesluit tot gevolg dat slechts een kort tijdsverloop tussen de verschillende handelingen dient te liggen.
Het hof is van oordeel dat niet aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Weliswaar zijn de autosleutels gestolen bij de inbraak in het bedrijfspand aan [adres 3] te ’s-Gravenhage, doch daarna is door de verdachte een nieuw wilsbesluit genomen om tot de diefstal van de Skoda Fabia (kenteken [kentekennummer]), die voor het bedrijfspand stond geparkeerd, over te gaan. Artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten dan ook niet van toepassing.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan een inbraak in een garage. Uit de woning zijn onder meer sieraden, autosleutels en een computer gestolen. Uit de garage heeft de verdachte geld en autosleutels gestolen. Vervolgens heeft de verdachte met een van die sleutels een auto gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij overlast en financiële schade veroorzaakt voor de betrokkenen. Bovendien is algemeen bekend dat dergelijke feiten gevoelens van angst en onrust veroorzaken in de maatschappij. De verdachte heeft voorts geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn laakbare handelen. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 6.080,90.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.581,90, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte gedeeltelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 3.581,90 materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.581,90 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.032,55.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.032,55 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 396,97.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte gedeeltelijk betwist.
Nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.581,90 (drieduizend vijfhonderdeenentachtig euro en negentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], een bedrag te betalen van
€ 3.581,90 (drieduizend vijfhonderdeenentachtig euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.032,55 (duizend tweeëndertig euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], een bedrag te betalen van
€ 1.032,55 (duizend tweeëndertig euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul, mr. M.J.J. van den Honert en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juni 2013.
Mr. T.J.P. van Os van den Abeelen en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL 1524 2011024776-1, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (blz. 1 t/m 413); respectievelijk de doorgenummerde processen-verbaal met het nummer PL1524 15B2411020, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (blz. 414 t/m 1484).
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 875-877.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 877.
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [garagenaam], blz. 907 en 908.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 173.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1083.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1082.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 464.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 173.
10.process-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1083 en 1084
11.Proces-verbaal van verhoor, blz. 853.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 846 en 848.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 514.
14.Proces-verbaal van verhoor, blz. 516.
15.Geschrift uitwerking tapgesprek, blz. 385 en 386.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1101.
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 361.
18.Proces-verbaal van relaas, blz. 782.
19.Geschrift: registratie Pl0900_2011015593_BVH Utrecht, blz. 935-941.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 848 en 849.
21.Proces-verbaal van kennisgeving inbeslagneming, blz. 507.
22.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Skodasleutel, blz. 897.
23.Proces-verbaal van aangifte, blz. 943-948; proces-verbaal van verhoor aangever blz. 949-954; proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 959 en 960.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1020.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1087.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 539 en 540.
27.Proces-verbaal van afgifte spullen Juni, blz. 956.
28.Proces-verbaal van onderzoek sieraden, blz. 957 en 958.
29.Proces-verbaal van onderzoek sieraden, blz. 957 en 958.
30.Proces-verbaa1 van bevindingen sleutel Mitsubishi, blz. 1252.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1101.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 1102.
33.Proces-verbaal van ophalen sieraden Gouda, blz. 1240.