Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- op 18 februari 2013 een brief van diezelfde datum met een bijlage;
- op 14 mei 2013 een faxbericht diezelfde datum met bijlagen.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die vermoedelijk in Tunesië verblijft. De grootmoeder, die voogd is, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling had verlengd. De kinderrechter had bepaald dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], onder toezicht zou blijven van Jeugdzorg tot 24 december 2013. De grootmoeder betoogde dat er geen belang meer was bij de ondertoezichtstelling, omdat de minderjarige met de moeder naar het buitenland was vertrokken.
Jeugdzorg verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de zorgen over de minderjarige waren toegenomen, vooral omdat het onduidelijk was waar hij verbleef en bij wie. Het hof heeft de feiten van de kinderrechter overgenomen en vastgesteld dat de minderjarige ernstige problemen had, waaronder een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Het hof oordeelde dat de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig waren, ondanks het vertrek van de minderjarige naar het buitenland.
Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen. De grootmoeder's argument dat er geen aanspraak meer bestond op jeugdzorg in Nederland werd verworpen, omdat niet duidelijk was waar de minderjarige zich bevond en of zijn verblijf in het buitenland duurzaam was. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de kinderrechter en verwierp het beroep van de grootmoeder ten aanzien van de uithuisplaatsing.