In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de directeur van de Belastingdienst Rijnmond, betreffende naheffingsaanslagen in de loonbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, een payrollbedrijf, werd geconfronteerd met een boekenonderzoek door de inspecteur, waarbij discrepanties werden vastgesteld tussen de gewerkte uren volgens padregistraties en de verloonde uren op de facturen. De inspecteur stelde dat de belanghebbende inhoudingsplichtig was voor niet-verloonde, zwart uitbetaalde uren aan arbeidskrachten. De rechtbank had eerder de aanslagen vernietigd, maar de inspecteur ging in hoger beroep.
De feiten tonen aan dat de belanghebbende geen schriftelijke overeenkomsten had met de uitzendbureaus en dat de arbeidskrachten door deze bureaus werden geworven en verlonen. De inspecteur voerde aan dat de belanghebbende verantwoordelijk was voor de niet-verloonde uren, maar het hof oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat de belanghebbende betrokken was bij de uitbetaling van deze uren. Het hof concludeerde dat de belanghebbende niet als werkgever en inhoudingsplichtige kon worden aangemerkt voor de niet in de loonadministratie verantwoorde uren, omdat deze buiten haar medeweten waren uitbetaald.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Het hof benadrukte dat de inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat de belanghebbende niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de zwart uitbetaalde lonen. De beslissing werd op 7 augustus 2013 openbaar uitgesproken.