Uitspraak
Uitspraak d.d. 6 augustus 2013
[X] wonende te [Z] te, hierna: belanghebbende,
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
Conclusies van partijen
Oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van het geschil
Aftrekbaarheid van verhuiskosten bij de bepaling van het belastbare inkomen, WPNR 1971/5116).
ibid.), hoezeer ook sprake kan zijn van een verandering in levenspositie. Het Hof verwijst voor het onderhavige geschil naar het in 7.6 tot en met 7.8 hiervóór overwogene. Eerder had C. van Soest reeds gelijkluidende kritiek geuit in WFR 1970/5017, blz. 1033 e.v., opmerkende:
soortverwantzijn (zie HR 21 januari 1959, nr. 12 625, BNB 1956/199 en HR 2 maart 1983, nr. 20 786, BNB 1983/147), heeft willen doortrekken naar de migratie van de bron dienstbetrekking naar de ondernemingsbron. Wat er van die mogelijke beweegreden overigens zij, een dergelijk argument kan onder de Wet IB 2001 niet zonder meer opgeld doen, in verband met de sinds de inwerkingtreding van die wet vervallen mogelijkheid van aftrek van verhuiskosten als kosten in de zin van het voormalige artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Verhuiskosten van de (beginnende) ondernemer, WFR 1982/452) is in verband daarmee wel betoogd dat de zojuist geciteerde rechtsopvatting, inhoudende dat er geen reden is het geval waarin iemand verhuist omdat hij de uitoefening van een zelfstandig beroep heeft gestaakt en elders een dienstbetrekking aanvaardt anders te behandelen dan het geval waarin iemand verhuist omdat hij een dienstbetrekking heeft beëindigd en elders met de uitoefening van een zelfstandig beroep aanvangt, reeds was gegeven met de hiervóór behandelde uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (BNB 1976/54). Zoals hiervoor in 7.19 reeds is overwogen, kan naar ’s Hofs oordeel in ieder geval niet worden gezegd dat met die uitspraak en het afzien van een cassatieberoep daartegen door de staatssecretaris van Financiën het arrest BNB 1970/159 is achterhaald. Dat laat onverlet dat op wets uitvoerend niveau en in ieder geval in de feitenrechtspraak een ruimhartiger benadering ten aanzien van de aftrek van verhuiskosten van ondernemers is voorgestaan dan uit BNB 1970/159 zou kunnen worden afgeleid.
Griffierecht
Proceskosten en kosten bezwaarfase
Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigtde uitspraak op bezwaar;
- bepaaltdat de aanslag wordt verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.681;
- gelastdat de Staat aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrag van, in totaal, € 157 vergoedt;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 2.862.
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.