ECLI:NL:GHDHA:2013:3152

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
22-006203-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval door verdachte die zich voordeed als postbezorger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning te Rotterdam op 17 mei 2011. De verdachte deed zich voor als een postbezorger van TNT en wist op deze manier de woning binnen te komen. Tijdens de overval werden de slachtoffers, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], onder bedreiging van geweld gedwongen om geld en sieraden af te geven. De slachtoffers werden aan elkaar vastgebonden met duct tape en hun monden werden afgeplakt. De overval resulteerde in een enkelbreuk voor [benadeelde partij 2] en een aanzienlijke schade voor beide slachtoffers.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf van zes jaar geëist. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, onder andere door DNA-bewijs dat op de duct tape was aangetroffen. De verdachte heeft geprobeerd aan te tonen dat zijn DNA op de tape niet van de overval afkomstig kon zijn, maar het hof heeft deze verklaring verworpen.

Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, die door het hof gedeeltelijk zijn toegewezen. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] kreeg een schadevergoeding van €2.700,- voor immateriële schade, terwijl [benadeelde partij 1] een schadevergoeding van €5.863,- toegewezen kreeg, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige afgewezen, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-006203-11
Parketnummer: 10-690161-11
Datum uitspraak: 21 januari 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 11 juni 2012 en van 7 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 17 mei 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (6000 euro) en/of sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (6000 euro) en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • maken van een of meerdere steekbewegingen met dat mes, althans dat scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • duwen van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] naar een kamer en/of (vervolgens) dicht doen van de gordijnen in die kamer en/of
  • met tape (aan elkaar) vastbinden van (de armen en/of handen van) die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • met tape afplakken, althans trachten af te plakken, van de mond van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
  • naar beneden trekken van de onderbroek van die [benadeelde partij 1] en/of
  • vastpakken van de penis van die [benadeelde partij 1] en/of (vervolgens) houden van dat mes, althans dat scherp en/of puntig voorwerp, tegen, althans in de nabijheid van, die penis en/of hierbij de woorden toevoegen: "Geef de code, anders snij ik je pik eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • op de grond duwen van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2].
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet –geheel- verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 17 mei 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen geld en sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
  • tonen van een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • maken van een of meerdere steekbewegingen met dat mes in de richting van die [benadeelde partij 1] en
  • duwen van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar een kamer en vervolgens dicht doen van de gordijnen in die kamer en
  • met tape aan elkaar vastbinden van de armen en/of handen van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • met tape afplakken, van de mond van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en
  • naar beneden trekken van de onderbroek van die [benadeelde partij 1] en
  • vastpakken van de penis van die [benadeelde partij 1] en vervolgens houden van dat mes tegen die penis en hierbij de woorden toevoegen: "Geef de code, anders snij ik je pik eraf", en
  • op de grond duwen van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de raadsvrouw van de verdachte is – overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen - ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ter adstructie van haar standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat – zakelijk weergegeven – er tegenover het DNA-bewijs teveel aanwijzingen bestaan waaruit juist het tegendeel van deelname van de verdachte aan de ten laste gelegde woningoverval blijkt. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor de aanwezigheid van zijn DNA op de stukken duct tape, nu de verdachte in het verleden veel klusjes heeft gedaan voor verschillende mensen en daarbij ook tape heeft gebruikt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De feiten en omstandigheden
Op basis van het onderliggende strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
Op 17 mei 2011 worden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in hun woning aan de [adres] te Rotterdam door twee mannen overvallen, nadat één van de daders zich had voorgedaan als een postbezorger van de TNT waarop [benadeelde partij 2] hem had binnengelaten. Onder bedreiging van een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp worden de aangevers aan elkaar vastgebonden met duct tape en worden hun monden afgeplakt. Vervolgens wordt het mes tegen de penis van [benadeelde partij 1] gezet en wordt er tegen hem gezegd dat hij de code van de kluis moet geven omdat anders zijn penis er af wordt gesneden. Nadat [benadeelde partij 1] de code heeft gegeven wordt het echtpaar door één van de daders op de grond geduwd, waarbij [benadeelde partij 2] haar enkel breekt. De daders zijn er vervolgens, nadat ze de hele woning hebben doorzocht, vandoor gegaan met een geldbedrag van € 7.500,- en sieraden.
Ten aanzien van de aangetroffen DNA-sporen
Tijdens de overval worden de aangevers aan elkaar vastgebonden met duct tape bij de armen dan wel handen en tevens worden hun monden afgeplakt met duct tape. Op drie plekken in de woning worden er stukken van die duct tape aangetroffen. Twee stukken duct tape worden aangetroffen op de vloer in de computerkamer alwaar de aangevers naar hun zeggen zijn vastgehouden, een rol duct tape wordt aangetroffen op de kast in de hal en een vierde stuk duct tape is eveneens in de woning aangetroffen, maar niet is gerelateerd waar dat precies is aangetroffen. Al het aangetroffen duct tape is door de forensische opsporing veiliggesteld en door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna “NFI”) op biologische sporen onderzocht. Zeven van de bemonsteringen bevatten mogelijk een bijtspoor en bij zes van de zeven bemonsteringen is een aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van speeksel. Dit is van belang omdat de aangever [benadeelde partij 1] heeft aangegeven dat één van de overvallers de duct tape met zijn
tandenvan een door deze overvallers meegebrachte rol duct tape heeft afgescheurd.
Van de 20 bemonsteringen zijn 19 voor vergelijking geschikte DNA-profielen verkregen, waarvan steeds celmateriaal afkomstig kan zijn van één en dezelfde onbekende man A. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAC18192NL#05 (gekoppeld aan deze onbekende man A) is op 28 juni 2011 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van de verdachte. Voor 14 van deze 19 profielen heeft het NFI de kans berekend dat het celmateriaal afkomstig is van een andere persoon dan de verdachte. Deze kans dat het op de duct tape aangetroffen DNA-materiaal van een andere persoon dan de verdachte afkomstig is, wordt door het NFI in deze profielen berekend op kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het signalement van de dader
De aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat het de dader met de TNT-jas was die de duct tape met zijn tanden afscheurde. Ten aanzien van het signalement van de
TNT-man hebben beide aangevers specifiek verklaard dat deze man een heel donkere huidskleur had, en heeft aangever [benadeelde partij 1] verklaard dat de TNT-man een paar gouden tanden had. Ook het hof heeft (ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2013) waargenomen dat de verdachte een zeer donkere huidskleur heeft. Voorts blijkt uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2012 dat hij een gouden tand heeft.
Het hof stelt derhalve vast dat het signalement van de dader in de TNT-kleding op relevante wijze overeenkomt met het signalement van de verdachte. Naar het oordeel van het hof doet hier niet aan af dat de dader in de TNT-kleding volgens beide aangevers een goudkleurige bril droeg, omdat het zeer wel denkbaar is dat de dader deze bril heeft opgezet om herkenning te voorkomen, zoals hij ook een TNT-jas droeg terwijl hij niet werkzaam was voor de TNT. Voorts kent het hof geen grote betekenis toe aan de omschrijving van het postuur van de TNT-man door de aangevers, nu hij – blijkens de foto’s als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2011 – een royaal zittende TNT-jas aan had hetgeen zijn postuur verhulde.
Ten aanzien van het alternatieve scenario van de verdachte
Het door de verdachte geschetste scenario dat hij de duct tape bij eerdere (schilders-)werkzaamheden in handen heeft gehad acht het hof niet aannemelijk, omdat er in die benadering geen verklaring is voor de aanwezigheid van die duct tape bij de overvallers anders dan dat de verdachte zelf één van de overvallers is geweest, nu de aangevers hebben verklaard dat de dader in de TNT-kleding die rol duct tape zelf bij zich had.
Het hof is derhalve van oordeel dat er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning op klaarlichte dag. Een overval in een woning is een zeer ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers als ook in de maatschappij in het algemeen veroorzaakt, juist omdat de eigen woning een plek is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij 1]. Daarnaast heeft mevrouw [benadeelde partij 2] door de overval haar enkel gebroken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 december 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof ten aanzien van de persoon van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2011.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.200,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 4.200,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.700,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden (im)materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.863,-.
Het hof merkt op dat de rechtbank bij de beoordeling van de vordering in eerste aanleg per abuis is uitgegaan van een bedrag van € 5.863,-, in plaats van het later verhoogde bedrag van € 10.863,-. Nu de oorspronkelijke vordering in hoger beroep is gehandhaafd, is aan de orde in hoger beroep de vordering tot een bedrag van € 10.863,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat tot een bedrag van € 3.163,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof merkt hierbij op dat in het oorspronkelijk gevorderde bedrag van € 8.163,- voor materiële schade een bedrag van € 5.000,- begrepen is als geld ontvangen door de zoon bij het inwisselen van goud. Deze zoon heeft dit bedrag in de onderhavige zaak echter zelfstandig gevorderd, zodat het niet ook door [benadeelde partij 1] kan worden gevorderd. Dit deel zal dus worden afgewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.863,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 5.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van
€ 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.863,00 (vijfduizend achthonderddrieënzestig euro) bestaande uit € 3.163,00 (drieduizend honderddrieënzestig euro) materiële schade en € 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 5.863,00 (vijfduizend achthonderddrieënzestig euro) bestaande uit € 3.163,00 (drieduizend honderddrieënzestig euro) materiële schade en € 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
64 (vierenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2013.