ECLI:NL:GHDHA:2013:3154

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
22-004298-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op speelgoedwinkel met bedreiging en vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van het plegen van een gewapende overval op een speelgoedwinkel in 's-Gravenhage op 18 februari 2012. Tijdens de overval werd de eigenaar van de winkel onder bedreiging met een vuurwapen gedwongen tot de afgifte van geld. De overval vond plaats op een zaterdagmiddag, waarbij ook klanten, waaronder jonge kinderen, in gevaar werden gebracht. De verdachte werd eerder in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, maar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging nam. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan afpersing, bedreiging met geweld, en het voorhanden hebben van wapens van categorie II en III. De bewijsvoering was gebaseerd op getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs, waaronder vingerafdrukken en DNA-sporen die op een plastic tas in de winkel waren aangetroffen.

Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de overval had gepleegd en dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar rechtvaardigden. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, omdat de verdachte zich niet had gehouden aan de voorwaarden die aan zijn eerdere vrijlating waren verbonden. Het hof heeft de inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en de verdachte veroordeeld tot het uitzitten van de resterende straf.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004298-12
Parketnummers: 09-757915-12, 09-925212-12 en
99-000047-38 (herroeping VI)
Datum uitspraak: 6 mei 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
thans gedetineerd in PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 april 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis. Tenslotte is beslist omtrent de inbeslag-genomen voorwerpen als vermeld in het vonnis en is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Intertoys, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] (eigenaar van het Intertoys filiaal), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
  • het richten van (een) vuurwapen(s), in elk geval een (of meer) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde partij 1] en/of
  • het tegen die [benadeelde partij 1] roepen: "geld, geld" en/of "ga liggen" en/of "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] (eigenaar van het Intertoys-filiaal) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Intertoys, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
  • het richten van (een) vuurwapen(s), in elk geval een (of meer) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [benadeelde partij 1] en/of
  • het tegen die [benadeelde partij 1] roepen: "geld, geld" en/of "ga liggen" en/of "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 03 maart 2012 te 's-Gravenhage
[benadeelde partij 2] en/of een of meer anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen, althans een voorwerp, in zijn hand(en) gehad en/of dreigend getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Rot op! Ga weg!
Ik ga schieten!", althans woorden van gelijk dreigende aard of strekking;
3:
hij te 's-Gravenhage, op of omstreeks 03 maart 2012, een wapen en/of munitie van Categorie III onder 1, te weten een Gaspistool, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op of omstreeks 03 maart 2012 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, eerste cumulatief/alternatief, is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1, tweede cumulatief/alternatief:
hij op 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] (eigenaar van het Intertoys-filiaal) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 240 euro), toebehorende aan Intertoys, welke bedreiging met geweld bestond uit
  • het richten van op vuurwapens gelijkend(e) voorwerpen op die [benadeelde partij 1] en
  • het tegen die [benadeelde partij 1] roepen: "geld, geld" en "ga liggen" en "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2:
hij op 03 maart 2012 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 2] en anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen in zijn hand gehad en dreigend getoond en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Rot op! Ga weg! Ik ga schieten!", althans woorden van gelijk dreigende aard of strekking;
3:
hij te 's-Gravenhage, op 03 maart 2012, een wapen van Categorie III onder 1, te weten een Gaspistool, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op 03 maart 2012 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep
het verweer gevoerd – zakelijk weergegeven - dat zijn cliënt behoort te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu niet kan worden uitgesloten dat de vingerafdrukken en het DNA van de verdachte op de zwarte plastic tas, die in de speelgoedwinkel is aangetroffen, vóór 18 februari 2012 op die tas terecht zijn gekomen. De medeverdachte [medeverdachte] was een goede vriend van cliënt en zij kwamen geregeld bij elkaar over de vloer.
Cliënt gaf hem dan wel eens spulletjes, zoals merkkleding, parfums etc in een plastic tasje en dit moet in januari en februari 2012 ook het geval zijn geweest.
Niet kan worden uitgesloten dat de medeverdachte een zwarte plastic tas heeft meegenomen naar de speelgoed-winkel waarop het DNA en de vingerafdrukken van cliënt reeds aanwezig was. De resultaten van het dactylo-scopisch onderzoek moeten dan ook kritisch worden bezien, temeer omdat slechts een gedeelte van de linkerwijsvinger is vergeleken. Het enkele aantreffen van drie van de vele sporen die aan zijn cliënt te koppelen zouden zijn, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van betrokkenheid van cliënt bij de overval, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de inhoud van het dossier en verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 februari 2012 heeft te ‘s-Gravenhage een overval plaatsgevonden, waarbij [benadeelde partij 1] is gedwongen een geldbedrag van € 240,- af te geven. Tegen [benadeelde partij 1] is daarbij gezegd: “geld, geld” en “ga liggen” en “ik schiet je neer, pang pang” en is op hem een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht.
De aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij op 18 februari 2012, omstreeks 13.15 uur, in zijn speelgoed-winkel aan de Apeldoornselaan te ‘s-Gravenhage is overvallen door twee jonge - naar hij onder meer op grond van de door één van hen gebezigde taal meent – Surinaamse jongens. De voorste van de twee mannen had een zwart tasje bij zich en gooide dat tasje op de toonbank. Deze zwarte tas is achtergebleven in de winkel.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de beveiligings-beelden uit de winkel waarop de overval te zien is, vertoond. Hierbij heeft het hof waargenomen dat één van de twee overvallers een zwart tasje op de toonbank legt. Aan deze zwarte plastic tas is sporenonderzoek verricht. Uit dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat vier van de zeven gevonden dactyloscopische sporen op deze tas, zijn geïdentificeerd als afkomstig van de verdachte. Uit het DNA-onderzoek van het monster dat is genomen van het handvat van de zwarte plastic tas volgt dat dat DNA-materiaal afkomstig kan zijn van de verdachte (waarbij het een volledig DNA-profiel van de verdachte betreft met de ‘likelihood ratio’ van 1.000.000.000 of meer).
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de Hoenderloostraat twee mannen zag komen aanrennen. Eén van de mannen hield een zwart pistool in de hand. De andere man had een ‘opgeschoren baard’, inhoudende een baard van een paar dagen oud.
De man droeg een zwarte jas en deze stond open. Hij had één van zijn handen onder de jas en met zijn andere hand hield hij zijn jas dicht. [getuige 1] zag ook nog een andere man achter deze twee mannen rennen. De getuige [getuige 2], die zich in het gezelschap van [getuige 1] bevond, heeft verklaard’ dat hij in de Hoenderloostraat twee mannen zag komen aanrennen. Beide mannen hadden een pistool in hun hand. De ene man was niet blank. Hij had kort geschoren haar van ongeveer twee centimeter, maar het stond niet recht overeind. Hij had een baardje van een paar dagen oud, maar geen snor. De man had een zwart pistool in zijn rechterhand. De andere man was ook niet blank. Hij droeg zijn jas open en had zijn armen gekruist voor zijn buik. Hij had een vuurwapen in één van zijn handen.
Uit camerabeelden, gemaakt door vier bewakingscamera’s op een woning in de Hoenderloostraat is gebleken dat op 18 februari 2012, omstreeks 13.17 uur, een zilvergrijze auto de Heelsumstraat in kwam rijden. Kort hierop kwamen twee personen aanlopen. Om 13.22 uur is de melding van de overval op de Intertoys bij de politie binnengekomen. Na dit tijdstip was te zien dat dezelfde twee mannen kwamen teruggerend. Eén van de twee mannen had kort zwart haar en op zijn gelaat baardgroei. Uit de waarnemingen op de camerabeelden in combinatie met de verklaring van de getuigen en de aangever concludeert het hof dat het bij de twee mannen, die kort voor en na de overval op door de Hoenderloo-straat lopen, om de beide overvallers gaat. Uit de beelden en de aangifte blijkt dat het om twee mannen ging van rond de 20 jaar met een bivakmuts op. Ze waren beiden geheel in het zwart gekleed en één van hen had een capuchon met een bontkraag op. Ten tijde van de aanhouding van de verdachte in de penitentiaire inrichting is zijn jas in beslag genomen en een paar Gucci sneakers. De jas en de schoenen komen overeen met de jas en de schoenen van de ‘voorste overvaller’ op de beelden.
De aangever heeft verder verklaard dat hij direct achter de twee overvallers is aangelopen en dat hij heeft gezien dat de mannen in een kleine grijze auto stapten. Het kenteken van de auto heeft de aangever aan de meldkamer van de politie doorgegeven, te weten [kentekennummer].
Naar aanleiding van deze melding heeft de politie een onderzoek ingesteld. De vluchtauto betrof een auto van het merk Ford, type Fiësta, recent model. De aangever is zeker van de cijfercombinatie [cijfers]. Na onderzoek in de geautomatiseerde bestanden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek een auto met het kenteken [kentekennummer] op naam te staan van [medeverdachte], [adres]. Deze [medeverdachte] is de vader van de medeverdachte [medeverdachte].
Uit onderzoek van de data van de verkeerssystemen ARS en Vialis is gebleken dat de Ford Fiesta met het kenteken [kentekennummer] op 18 februari 2012 om 13.08 uur (7 minuten voor de overval), en opnieuw om 13.26 uur (ongeveer 11 minuten na de overval) is geregistreerd door een camera op de Soestdijksekade nabij de Vreeswijkstraat op ca. 700 meter van de winkel van Intertoys. Daarvoor was de auto om 12.55 uur waargenomen door een camera op de Loosduinsekade. De plaats van de overval bevindt zich op 1400 à 1600 meter van laatstgenoemde camera.
Uit de verhoren van de ouders van [medeverdachte] is gebleken dat slechts drie personen gebruik maken van de auto, te weten: de vader van [medeverdachte], de moeder van [medeverdachte] en [medeverdachte] zelf. De vader van [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de nacht voor de overval nachtdienst had gehad en dat hij dan doorgaans rond 08.30 uur thuiskomt en vervolgens slaapt tot 15.00 uur. De moeder van [medeverdachte] heeft verklaard dat, indien haar man nachtdienst heeft gehad, zij de dag erna meestal ook lang slaapt, tot ongeveer 12.00 uur. Daarenboven kan als vaststaand worden aangenomen dat de overval door twee mannen is gepleegd, terwijl [medeverdachte] senior reeds gelet op diens leeftijd in verband met de vastgestelde signalementen daarvoor niet als verdachte in aanmerking komt.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat het de medeverdachte [medeverdachte] moet zijn geweest die op 18 februari 2012 in het begin van de middag in de auto van zijn vader in de directe omgeving van de Intertoys-winkel aan de Apeldoornselaan in Den Haag heeft rondgereden en dat hij het dus ook was die deze auto als vluchtauto na de overval heeft gebruikt.
Uit historisch onderzoek van telefoon(verkeer)gegevens blijkt voorts dat de verdachte - wiens vingerafdrukken en DNA zijn aangetroffen op de plastic zak die door één van de overvallers in de winkel is achtergelaten - en zijn medeverdachte [medeverdachte] kort voor de overval op 18 februari 2012, te weten om 12.25 en 12.31 uur, twee keer telefonisch contact hebben gehad, waarbij beide telefoons (onder meer) gebruik maken van een zendmast aan de Bakhuizenstraat, derhalve in de directe omgeving van de woning van de verdachte.
Hieruit leidt het hof af dat de verdachte door zijn medeverdachte [medeverdachte] kort voor de overval thuis is opgehaald.
Het hof acht gezien het vorenstaande het nauwelijks geconcretiseerde, en derhalve vooral hypothetische, door de raadsman gestelde alternatieve scenario voor de aanwezigheid van vingerafdrukken en DNA van de verdachte op de plastic zak – een scenario dat overigens, voor zover concreet gemaakt (en wel in die zin, dat thans door de verdachte de naam van de medeverdachte is genoemd en hij heeft verklaard dat het zijn gewoonte was om aan die medeverdachte plastic zakken met spulletjes te overhandigen) ook eerst in hoger beroep naar voren is gebracht - niet aannemelijk geworden en vindt daarin ook geen aanleiding om te komen tot redelijke twijfel ter zake.
De verweren worden mitsdien verworpen.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervan uit dat de verdachte op 18 februari 2012 samen met een ander, te weten de medeverdachte [medeverdachte], in de speelgoedwinkel Intertoys aan de Apeldoornselaan te ‘s-Gravenhage is geweest en dat derhalve wettig en overtuigend bewezen is dat het de verdachte is geweest die samen met een ander de afpersing heeft gepleegd.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft in voorwaardelijke zin verzocht de medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen –naar het hof begrijpt- indien en voor zover het hof de verdachte niet van het onder 1 ten laste gelegde zou vrijspreken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Nu het hof de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] niet voor het bewijs bezigt, acht het hof het (doen) horen van deze getuige niet noodzakelijk.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch aannemelijk geworden.
Het hof wijst derhalve het voorwaardelijk verzoek af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
1, tweede cumulatief/alternatief: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal toewijzen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een speelgoed-winkel overvallen waarbij zij de eigenaar van de winkel onder bedreiging met geweld gedwongen hebben tot de afgifte van geld, waarbij op het slachtoffer een vuurwapen werd gericht. Zij hebben deze overval gepleegd op een zaterdagmiddag. Op de camerabeelden is goed te zien hoe een klant van de winkel, met haar jonge kinderen, de winkel uit vlucht op het moment dat de verdachte en zijn mededader de overval plegen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vele slachtoffers van overvallen nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Daarnaast worden door feiten als het onderhavige de in de samenleving in het algemeen bestaande gevoelens van angst en onveiligheid vergroot
.
Het hof neemt daarbij in overweging dat het – gelet op de beelden die ter terechtzitting zijn getoond - de verdachte was die het grootste aandeel had in de overval.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens van categorie II en III en aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 3 en 4 bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 23 december 2009 onder parketnummer 09-900775-09 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is in die zaak op 2 september 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en naleving van de bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2013 gevorderd dat het hof de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal melden bij de reclassering en dat de veroordeelde zal deelnemen aan
verschillende trainingen, nu de veroordeelde geen gehoor heeft gegeven aan een nieuwe meldafspraak nadat aan hem op 15 februari 2012 een officiële waarschuwingsbrief was verstuurd. De veroordeelde heeft voorts de intake bij Stichting Door, of een soortgelijke instelling in het kader van een woonbegeleidingsprogramma, niet bijgewoond. De veroordeelde heeft evenmin deelgenomen aan de intake van een leefstijltraining, waardoor hij niet kon deelnemen aan deze training. Veroordeelde is verscheidene afspraken die zijn gemaakt met de Forensische Polikliniek De Waag niet nagekomen, waaronder een verplichte gezamenlijke evaluatie.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de veroor-deelde de genoemde algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De veroordeelde heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Voorts heeft de veroordeelde zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die hem door de reclassering in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn opgelegd.
De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 15g, 15i, 15j, 36b, 36c, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, nog niet teruggegeven voorwerpen.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 december 2009 onder parketnummer 09-900775-09 opgelegde vrijheids-straf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, belopende een periode van
365 (driehonderd-vijfenzestig) dagen, alsnog door de veroordeelde moet worden ondergaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, S.A.J. van 't Hul en H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 mei 2013.