ECLI:NL:GHDHA:2013:3458

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
22-001308-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen barman in Voorschoten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De zaak betreft openlijke geweldpleging tegen een barman in Voorschoten op 30 september 2012. De verdachte en een medeverdachte hebben samen een barkruk naar de barman gegooid en hem vervolgens geschopt en gestompt terwijl hij op de grond lag. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat de barman gewapend met een mes over de bar wilde springen. Het hof verwierp dit verweer, omdat er geen bewijs was voor een onmiddellijke dreiging van geweld van de barman. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging en dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijk deel van 60 uren, en een vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de openbare veiligheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001308-13
Parketnummer: 09-225832-12
Datum uitspraak: 13 september 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 augustus 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2012 te Voorschoten met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de bar van [bar], gelegen aan de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het gooien van een barkruk tegen die [benadeelde partij] en/of
- het schoppen/trappen tegen de benen van die [benadeelde partij] en/of
- terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag het (met kracht) meermalen schoppen en/of stompen op/tegen het hoofd en/of de armen, althans op/tegen het lichaam, van die [benadeelde partij]
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2012 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]) tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of tegen zijn hoofd, althans tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2012 te Voorschoten met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de bar van [bar], gelegen aan de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het gooien van een barkruk tegen die [benadeelde partij] en
- het trappen tegen de benen van die [benadeelde partij] en
- terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag het met kracht meermalen schoppen en/of stompen tegen het hoofd en/of de armen, althans tegen het lichaam van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem – aldus begrijpt het hof het verweer - een beroep op noodweer toekomt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte door het gooien van een barkruk naar de aangever zichzelf en zijn medeverdachte heeft willen verdedigen tegen de aangever die gewapend met een mes over de bar wilde springen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de processtukken gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
De aangever, als barman werkzaam in de bar van [bar], had een conflict met de medeverdachte [medeverdachte] over de te betalen rekening. De medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte hebben hierop ieder een barkruk opgepakt en naar de aangever gegooid die nog achter de bar stond. De aangever is vervolgens achter de bar langs naar de achterzijde van de bar richting de personeelsuitgang gerend. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn toen langs de andere zijde van de bar achter de aangever aan gerend, de medeverdachte [medeverdachte] heeft de aangever tegen zijn benen getrapt waardoor deze ten val kwam en de verdachte en meergenoemde medeverdachte hebben de aangever, terwijl deze op de grond lag, geschopt en gestompt.
Het hof acht de stelling van de verdediging, te weten dat de aangever gewapend met een mes over de bar wilde springen, niet aannemelijk geworden. De medeverdachte [medeverdachte] en de destijds ook als verdachte aangemerkte [medeverdachte 2] hebben weliswaar eveneens verklaard dat de aangever een mes in zijn handen had, maar, zelfs indien van de juistheid van die verklaringen wordt uitgegaan, moet worden vastgesteld dat de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring, voor zover deze inhoudt dat de aangever over de bar wilde springen, in geen enkele andere verklaring steun vindt. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van de aangever, een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding dan wel een andere omstandigheid die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het beroep op noodweer wordt mitsdien verworpen; het bewezen verklaarde is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve eveneens strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een barman van hotel/restaurant [bar] in Voorschoten. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een feit als het onderhavige versterkt daarenboven de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op voor het publiek toegankelijke uitgaansplaatsen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 augustus 2013, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van

180.(honderdtachtig) uren,

indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (
negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (
zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 september 2013.
mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.