Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 2 juli 2013
[appellant],
Maersk B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Aan die leidingen werd onregelmatig onderhoud gepleegd. Dat gebeurde door mensen van de machinekamer. Voor zover ik weet gebeurde dat niet door mensen in andere functies, het is mij niet bekend dat bedienend personeel meehielp of ook werkzaam was bij het onderhoud aan deze leidingen" en "
Vervangen van isolatie van leidingen. Dit was een aangelegenheid van de machinedienst. Normaal had de dekdienst, waaronder matroos valt, geen directe bemoeienis".
De onderhouds/reparatie werkzaamheden aan deze leidingen werden verricht door de eigen bemanning. In de machinekamer waren dat bij elkaar zo'n 16 man. Zij onderhielden ook de leidingen die door de rest van het schip liepen. Soms vielen er spontaan gaten in leidingen of gingen er pakkingen lekken. In dat geval moest er dus reparatie uitgevoerd worden. […] Het is mij niet bekend dat jongens van de bediening meewerkten bij het repareren/onderhouden van leidingen. De diensten aan boord waren wat dat betreft gescheiden qua werkzaamheden. Dus de technische dienst deed geen civiele diensten en andersom dus ook niet. In een enkel geval, bij wijze van vriendendienst, werd er wel eens voor elkaar waargenomen. In geval van nood moesten alle krachten worden ingezet, maar normaal gesproken gebeurde het niet dat iemand van de civiele dienst technische werkzaamheden uitvoerde."
Wat niet in mijn geheugen vast ligt, is het vermelde gegeven dat [appellant] hand- en spandiensten zou hebben geleverd aan de dekdienst/technische dienst. Wel moet het algemeen bekend zijn dat in momenten van gevaar en nood aan boord het "alle hens aan dek" een noodzakelijkheid is ten behoeve van beveiliging van het schip, lading en bemanning (passagiers) zonder onderscheid in rang en stand."
6-toeslag" en voor 25 mei 1963 een "
4-toeslag". Volgens [appellant] gaat het daarbij om de beloning voor de extra onderhoudswerkzaamheden. Dit overtuigt niet. Maersk wijst er bij conclusie van dupliek sub 14 op dat die toelichting op de toeslagen, voor slechts twee dagen, zich niet verdraagt met de onder ede afgelegde verklaring van [appellant] dat hij voor de onderhoudswerkzaamheden loon kreeg op basis van overwerkuren, en dat hij die werkzaamheden een paar keer per week heeft verricht gedurende zes tot maximaal tien weken. [appellant] is hierop niet ingegaan. De schriftelijke verklaring van de echtgenote van [appellant], [echtgenote], kort gezegd inhoudende dat [appellant] in de briefwisseling die hij destijds met haar had meerdere malen heeft geschreven over het helpen bij klusjes en opruimwerk, en de verklaring van [appellant] zelf, leggen gezien het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal.
soms" reden was voor reparatie, terwijl [getuige A] heeft verklaard dat het onderhoud onregelmatig plaatsvond.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam van 29 november 2011 en 20 juli 2012;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Maersk tot op heden begroot op € 666,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
J.M. Willink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2013 in aanwezigheid van de griffier.