ECLI:NL:GHDHA:2013:3690
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- C.A.R.M. van Leuven
- B.P.H.M. van den Wildenberg
- L.F.A. Husson
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake voorlopige omgangsregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking waarin een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld tussen hem en zijn minderjarige kind, en waarin is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de vrouw zal zijn. De man heeft in zijn hoger beroep zes grieven ingediend en vordert dat zijn eisen zoals in eerste aanleg geformuleerd worden ingewilligd. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en vordert een contactregeling voor de maandag tussen 13.00 uur en 16.00 uur.
Het hof heeft de relevante feiten vastgesteld, waaronder de beëindiging van de affectieve relatie tussen de partijen en de erkenning van de minderjarige door de man. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 25 oktober 2012 in de bodemprocedure in overweging genomen, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige is beëindigd en de hoofdverblijfplaats bij de vrouw is vastgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de beslissing van de voorzieningenrechter over het gezag, hoofdverblijf en inschrijving in de GBA bekrachtigd wordt, en dat de voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarige wordt aangepast naar aanleiding van de overeenstemming tussen partijen.
De beslissing van het hof houdt in dat de man voorlopig éénmaal per week op maandag van 09.00 uur tot 17.00 uur omgang heeft met de minderjarige, waarbij hij de minderjarige bij de vrouw ophaalt en weer terugbrengt. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de omgangsregeling, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige en wijst af wat verder is gevorderd.