In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen de vrouw met betrekking tot de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen en het verbod voor de vrouw om nachten door te brengen in de woning van haar nieuwe partner, die zich nabij de voormalige echtelijke woning bevindt. De man verzoekt het hof om het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, dat zijn vordering afwees, te vernietigen. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt in voorwaardelijk incidenteel appel om gedeeltelijke vernietiging van het vonnis en bekrachtiging van het overige deel.
Het hof verwijst naar eerdere arresten en constateert dat de vrouw de bepaling uit het echtscheidingsconvenant, die haar verbiedt om nachten door te brengen op het adres van haar nieuwe partner, niet naleeft. Het hof benadrukt dat het welzijn van de kinderen voorop staat en dat de ouders een co-ouderschap moeten nastreven. Het hof gelast een deskundigenonderzoek in de vorm van een ouderschapsonderzoek om de emotionele problemen tussen de partijen te onderzoeken en de gevolgen voor de kinderen in kaart te brengen. De kosten van dit onderzoek worden voorlopig op de vrouw verhaald.
De beslissing van het hof houdt in dat partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het voornemen van het hof om het ouderschapsonderzoek te gelasten. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en de kosten van het onderzoek worden voorlopig op € 4.500,-- gesteld. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 september 2013.