ECLI:NL:GHDHA:2013:3691

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
27 september 2013
Zaaknummer
200.121.577/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake zorgregeling en verblijf van de vrouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen de vrouw met betrekking tot de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen en het verbod voor de vrouw om nachten door te brengen in de woning van haar nieuwe partner, die zich nabij de voormalige echtelijke woning bevindt. De man verzoekt het hof om het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, dat zijn vordering afwees, te vernietigen. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt in voorwaardelijk incidenteel appel om gedeeltelijke vernietiging van het vonnis en bekrachtiging van het overige deel.

Het hof verwijst naar eerdere arresten en constateert dat de vrouw de bepaling uit het echtscheidingsconvenant, die haar verbiedt om nachten door te brengen op het adres van haar nieuwe partner, niet naleeft. Het hof benadrukt dat het welzijn van de kinderen voorop staat en dat de ouders een co-ouderschap moeten nastreven. Het hof gelast een deskundigenonderzoek in de vorm van een ouderschapsonderzoek om de emotionele problemen tussen de partijen te onderzoeken en de gevolgen voor de kinderen in kaart te brengen. De kosten van dit onderzoek worden voorlopig op de vrouw verhaald.

De beslissing van het hof houdt in dat partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het voornemen van het hof om het ouderschapsonderzoek te gelasten. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en de kosten van het onderzoek worden voorlopig op € 4.500,-- gesteld. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 september 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.121.577/01
Rolnummer rechtbank : C/09/432021/ KG 12-1332
arrest van 13 augustus 2013
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats]
,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.C. Koster te Delft,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I.E.M. Meijers-Carlier te Naaldwijk.
Het geding
Het hof verwijst naar zijn arrest van 26 maart 2013. De bij dat arrest gelaste comparitie heeft op 30 mei 2013 plaatsgevonden. Een proces-verbaal werd opgemaakt. Nadien heeft de man een akte na comparitie, tevens memorie van antwoord in het incidenteel appel overgelegd. De vrouw heeft een akte tot uitlating na comparitie overgelegd.
De partijen hebben de processtukken gefourneerd en arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep

1.Vorderingen in hoger beroep

Bij vonnis van 10 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de vordering van de man, inhoudende dat de vrouw geen nachten doorbrengt op het adres [volgt adres] te [woonplaats], afgewezen. De man verzoekt in hoger beroep, onder aanvoering van een grief, dit vonnis te vernietigen en te bepalen dat de vrouw de bepalingen zoals vermeld in artikel 3.1 van het echtscheidingsconvenant van 30 juni 2011, tussen partijen gesloten en dat deel uit maakt van de beschikking van 20 juli 2011 van de rechtbank Amsterdam, zal naleven, met dien verstande dat geen nachten worden doorgebracht op het adres [volgt adres] te [woonplaats] zulks op straffe van een dwangsom van €  250,-- per dag dan wel dagdeel dat de vrouw geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft hieraan te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag met een maximum van €  100.000,--, met veroordeling van de vrouw in de kosten in beide instanties. De vrouw verzet zich hiertegen en verzoekt het hof in voorwaardelijk incidenteel appel, voor het geval het appel van de man wordt toegewezen, onder aanvoering van drie grieven: het genoemde vonnis gedeeltelijk te vernietigen, voor wat betreft de aangevoerde grieven in voorwaardelijk incidenteel appel en dit vonnis voor het overige te bekrachtigen, eventueel onder aanvulling van gronden. Zij verzoekt de man te veroordelen in de kosten in beide instanties, in het hoger beroep die van het principale en het incidentele appel.

2.Vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de navolgende relevante en tussen partijen vast staande feiten:
- het huwelijk tussen partijen, gesloten op[in] 2000, is door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 20 juli 2011 van de rechtbank Amsterdam, ontbonden [in] 2011;
- partijen hebben twee minderjarige kinderen:[naam] geboren op [in] 2003 en [naam], geboren [in] 2005;
- partijen hebben een echtscheidingsconvenant gesloten, waarbij zij, voorzover hier relevant, in artikel 3.1 zijn overeengekomen: "
partijen streven een gelijkwaardig ouderschap na voor beide ouders. De man zal in de echtelijke woning blijven wonen en de vrouw zal in de omgeving gaan wonen zodat de kinderen voortdurend in de vertrouwde omgeving kunnen blijven. Bij de keuze van de woning zal de vrouw rekening houden met de gevoelens van de man door op gepaste afstand en niet in het zicht van de man te gaan wonen. De vrouw zal geen nachten verblijven op de dr. [volgt adres] te [woonplaats]."
- de vrouw woont feitelijk vanaf 17 november 2012 op het adres[volgt adres]te [woonplaats] en daarin zal wat de vrouw betreft voorlopig geen verandering in (kunnen) komen; deze woning behoort in eigendom toe aan de huidige partner van de vrouw;
- de man woont in de voormalige echtelijke woning aan de [volgt adres] te [woonplaats];
- de tussen de partijen afgesproken zorgregeling ten aanzien van de kinderen loopt; de ouders schatten in dat de kinderen voelen welke spanningen er tussen hen aanwezig zijn tengevolge van het onderhavige geschil.

3.Overwegingen van het hof

Het principale en incidentele appel lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Het hof constateert dat de vrouw de bewuste bepaling, inhoudende dat zij geen nachten doorbrengt op de [volgt adres] te [woonplaats] niet naleeft. In beginsel levert dat een tekortkoming op die haar valt toe te rekenen. Het hof stelt vast dat de bewuste, hiervoor geciteerde bepaling in belangrijke mate is gekoppeld aan het door de partijen beoogde welzijn van hun beider kinderen. Als ouders beogen de partijen het voor hun kinderen mogelijk te maken in de voor hen vertrouwde omgeving te blijven verkeren. De ouders kunnen zodoende een vorm van een co-ouderschap inrichten, hetgeen zowel het eigen welzijn van de ouders als dat van de kinderen bevordert. Het andere aspect dat in de bepaling aan de orde komt is de pijn tengevolge van de scheiding van partijen. De man heeft zijn belang bij dit deel van de overeenkomst nader toegelicht tijdens de comparitie in hoger beroep. De vrouw heeft zich wat haar belang betreft om de bewuste bepaling niet na te leven beroepen op haar recht met haar partner een gezinsleven op te bouwen, terwijl dat, gelet op financiële omstandigheden, niet op een andere plek mogelijk was en is, hetgeen de man betwist. Daarnaast wijst de vrouw op de omstandigheden rond de kinderen. De keuze van de vrouw brengt de mogelijkheid van een harmonieus co-ouderschap ook binnen bereik en dat is waar zij naar streeft.

4.Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat partijen voor wat betreft de gevolgen van de bewuste bepaling in de eerste plaats het welzijn van de kinderen tot uitgangspunt hebben te nemen. Vervolgens spelen ook de eigen belangen een rol. Het hof is van oordeel dat de partijen op dit moment nog niet voldoende hebben geïnvesteerd in de belangen van de kinderen. Het onderhavige geschil vormt een tijdbom onder de ouderschapsregeling die de ouders hebben getroffen. Het effect van welke rechterlijke eindbeslissing ook in deze kwestie zou kunnen zijn dat het welzijn van de kinderen voor jaren op ernstige wijze zal worden aangetast. Met name het feit dat niet eerst een mediation of coachingstraject is doorlopen, teneinde te bezien of de emotionele problemen die tussen de partijen bestaan kunnen worden gekanaliseerd, levert een tekortkoming in het ouderschap op. Teneinde de partijen in de gelegenheid te stellen zich hier nu wel op te richten zal het hof een deskundigenonderzoek gelasten in de vorm van een zogenaamd ouderschapsonderzoek. Zo een ouderschapsonderzoek komt voor rekening van de partijen. Aangezien de discussie rond de bepaling over de uitleg waarvan de partijen van mening verschillen, is ontstaan in de sfeer van de vrouw, acht het hof het op zijn plaats dat zij voorlopig de kosten ten bedrage van €  4.500,-- zal betalen. Dit betreft een maximaal bedrag. Het hof acht het niet uitgesloten dat de kosten lager zullen uitvallen, gelet op de beperkte omvang van het onderzoek en de vraagstelling. Het hof zal na afloop van het deskundigen onderzoek bepalen op welke wijze de kosten uiteindelijk zullen worden verdeeld tussen de partijen. Het hof zal hangende het onderzoek de zaak aanhouden. Het hof zal de partijen nog in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op de voorgenomen deskundigenbenoeming en de geformuleerde vragen. Aansluitend zal het hof, bijzondere omstandigheden voorbehouden, overgaan tot de deskundigenbenoeming, rekening houdend met de opmerkingen van de partijen.

5.Deskundigenonderzoek in de vorm van een zogenaamd ouderschapsonderzoek

Het hof is voornemens tot deskundige te benoemen:
De heer drs. D. ProntFlevomediation
Olstgracht 39
1315 BG Almere
T: 036-5377787
E: d.pront@flevomediation.nl
met de opdracht onderzoek en mediation te combineren, gericht op de emotionele problemen die tussen partijen spelen tengevolge van de echtscheiding die tussen hen is uitgesproken en welke problemen een ernstige bedreiging van het welzijn van partijen en met name hun minderjarige kinderen vormen;
ingeval tijdens het ouderschapsonderzoek geen overeenstemming tussen de partijen wordt bereikt inzake het voorliggende geschil, als beschreven onder rechtsoverweging 1. in dit arrest, wordt de deskundige verzocht aan de navolgende vragen aandacht te schenken:
gegeven dat het hof in het voorliggende geschil uitspraak zal doen:
1. hebben de partijen zich bij het inrichten van de betreffende bepaling in het convenant voldoende rekenschap gegeven van de gevolgen voor hun kinderen en, zo ja, waar blijkt dat uit ?
2. met welke mogelijke effecten op de kinderen en/of de ouders dient het hof (mede) rekening te houden bij een beslissing in dit geschil ?
Het hof zal de vrouw verzoeken een voorschot onder de griffie van het hof te deponeren ten bedrage van € 4.500,--.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Beslissing
Het hof:
stelt partijen in de gelegenheid om, bij voorkeur gelijktijdig, bij akte te reageren op het voornemen van het hof een ouderschapsonderzoek, als onder rechtsoverweging 5. beschreven, te gelasten, daarbij drs Pront als deskundige aan te stellen en hem de vragen als geformuleerd voor te leggen;
verwijst de zaak voor het nemen van de akten naar de rolzitting van dinsdag 10 september 2013;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A.R.M. van Leuven, B.P.H.M. van den Wildenberg en E.A. Mink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013 in aanwezigheid van de griffier.