ECLI:NL:GHDHA:2013:3692
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- M. Mink
- A. van den Wildenberg
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van betaling van hypothecaire lasten na verbreking van samenleving
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de vrouw tegen de man, na de verbreking van hun samenleving. De vrouw vordert nakoming van de betaling van de helft van de hypothecaire lasten van de gezamenlijke woning, waar zij en de man tot voor kort samenwoonden. De vrouw heeft de woning op 19 april 2013 verlaten, terwijl de man nog op het adres ingeschreven staat. De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg de man veroordeeld tot betaling van een achterstand aan hypothecaire lasten en een dwangsom opgelegd voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. De vrouw is in hoger beroep gegaan omdat zij vindt dat de man meer moet betalen dan in het bestreden vonnis is bepaald.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw de andere lasten van de gemeenschappelijke huishouding heeft betaald en dat de man recht heeft op belastingteruggave. Het hof overweegt dat de man tot 29 januari 2013 verantwoordelijk was voor de betaling van de hypothecaire lasten, maar dat na deze datum een nieuwe situatie is ontstaan. De man moet vanaf dat moment de hypothecaire lasten voor de helft betalen, rekening houdend met de belastingteruggave die hij ontvangt. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en legt de man nieuwe betalingsverplichtingen op, inclusief een dwangsom voor het niet voldoen aan deze verplichtingen.
De beslissing van het hof houdt in dat de man de achterstand in de hypothecaire lasten moet voldoen en dat hij maandelijks een bedrag moet betalen, met een maximum van € 17.162,20. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.