Terwijl de verdachte daar – ingesloten door drie voertuigen – reed, zocht hij een “gaatje”, een opening of ruimte tussen de naast hem rijdende Opel en de voor hem rijdende Volvo V50, om weg te komen. Zodra de verdachte deze opening zag, maakte hij een stuurbeweging naar links en passeerde de Volvo V50, aldus de verdachte.
Dit is door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] waargenomen. Zij zagen dat de Volkswagen Polo een slingerende beweging maakte en de linker achterzijde van de opvallende Volvo ramde. De Volvo maakte daardoor een slingerende beweging.
Ook verbalisant [benadeelde partij 2], de bestuurder van de opvallende Volvo V50 die voor de verdachte reed, heeft waargenomen dat de auto waarin de verdachte reed slingerde en vervolgens naar links ging.
Direct hierop voelde hij een klap aan de linker achterzijde van de door hem bestuurde Volvo.
De bijrijder van [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 1], heeft eveneens verklaard dat de door de verdachte bestuurde auto naar links stuurde, waarop hij een klap voelde aan de linker achterzijde van hun dienstvoertuig.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdachte tijdens de door hem ingezette actie om de voor hem rijdende Volvo V50 te passeren, een bewuste stuurbeweging naar links heeft gemaakt waarbij hij de linker achterzijde van dit door [benadeelde partij 2] bestuurde politievoertuig heeft geraakt. Het hof merkt hierbij op dat het voertuig van de verdachte het voertuig waarin [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zaten met beperkte kracht moet hebben getoucheerd, nu op de zich in het dossier bevindende foto’s van de betrokken voertuigengeen schade aan de linker achterzijde van dat voertuig waarneembaar is.
Voorts stelt het hof, op grond van de bevindingen van verbalisanten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en de verklaring van de verdachte vast dat de verdachte, nadat hij de linker achterzijde van meergenoemde Volvo V50 had geraakt tijdens het inhalen tevens de linker buitenspiegel van het voertuig van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft geraakt.
Het hof is echter, met de raadsman, van oordeel dat op basis van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van het raken van die buitenspiegel.
Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
Verbalisant [benadeelde partij 2], de bestuurder van de Volvo V50 heeft verklaard dat de auto van de verdachte, nadat deze dat voertuig aan de linker achterzijde had geraakt, naar rechts kwam, waarbij hij de linker buitenspiegel raakte.In het proces-verbaal van bevindingen omschrijft [benadeelde partij 2] die gebeurtenis na de eerste aanrijding van het dienstvoertuig als volgt: “De auto stuurde daarop ongewild naar rechts. Niet extreem maar wel een duidelijke tik.” (p. 66) Het hof begrijpt dat [benadeelde partij 2] hier bedoelt te zeggen dat de auto van de verdachte kennelijk slingerde en zodoende ‘ongewild’ – dat wil zeggen zonder dat de verdachte dit wilde – de buitenspiegel van [benadeelde partij 2] auto raakte.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], die achter verdachte’s auto reden hebben waargenomen dat de Volvo V50 waarin [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zaten een slingerende beweging maakte nadat hij linksachter was geraakt door de auto van de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat de politieauto (de Volvo V50) naar links kwam, nadat hij door de opening was gereden en dat deze auto zijn auto aan de rechterzijde raakte.
Het hof stelt vast dat zowel de door de verdachte bestuurde Volkswagen Polo als de door [benadeelde partij 2] bestuurde Volvo V50 hebben geslingerd (na het eerste contact). Niet met voldoende mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte door een bewuste stuurbeweging naar rechts opzettelijk tegen de linkervoorzijde c.q. de linkerbuitenspiegel van de door [benadeelde partij 2] bestuurde Volvo V50 is gereden of dat het raken van die linker buitenspiegel het (onbedoelde en ongewilde) gevolg is geweest van de eerdere –bewuste- stuurbeweging naar links die de verdachte heeft gemaakt om te ontkomen.
Het hof stelt vast dat thans ter beoordeling staat of de eerste stuurbeweging van de verdachte – naar links, waarbij de achterzijde van de Volvo v50 is geraakt – een gedraging was waarbij willens en wetens door de verdachte minstgenomen de aanmerkelijke kans is aanvaard (óók door het risico van slingeren) dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht aan de inzittenden van die Volvo V50.
Naar het oordeel van het hof kan dit niet bewezen worden. De verdachte heeft gemeend dat hij door de ontstane ruimte tussen de auto’s weg kon komen. In het onderhavige geval is het aannemelijk dat de verdachte daarbij gevaarzettend en mogelijk zelfs roekeloos heeft gehandeld. Dat hij zich enigszins bewust is geweest, of in elk geval zich bewust had moeten zijn van de risico’s van zijn inhaalactie moge zo zijn, maar niet buiten redelijke twijfel is vast komen te staan dat de verdachte willens en wetens bovengenoemde kans heeft aanvaard en de hier aan de orde zijnde, niet geringe risico’s op de koop toe heeft genomen, gelet ook op de omstandigheid dat zijn inhaalactie ook voor hemzelf gevaarlijk was.
Op grond van het hiervoor overwogene komt het hof tot een integrale vrijspraak.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.034,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden verwezen in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden verwezen in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.