In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de verdeling van een belastingschuld en een schuld aan derden binnen de context van een huwelijksgoederengemeenschap. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 18 februari 2013 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 november 2012. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 19 april 2013 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 19 juli 2013 mondeling behandeld. De man en vrouw zijn beiden bijgestaan door hun advocaten.
De rechtbank had in eerste aanleg bepaald dat de vrouw verplicht is om een deel van de schulden te voldoen, waaronder een schuld bij Fidition en een schuld bij Wehkamp. Het hof bevestigt dat de man verantwoordelijk is voor de belastingschulden, met de mogelijkheid van verrekening van belastingteruggaven. Het hof overweegt dat beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gemeenschapsschulden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die hiervan afwijken. In deze zaak zijn dergelijke omstandigheden niet aangetoond.
De man verzoekt de bestreden beschikking te wijzigen, maar het hof oordeelt dat de verzoeken van de man niet kunnen slagen. De interne schuld aan de ouders van de man kan niet worden vastgesteld, omdat deze ouders geen partij zijn in de procedure. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de man in hoger beroep af. De beslissing is genomen door de rechters M. Stollenwerck, A. Labohm en J. van Veen, en is uitgesproken op 28 augustus 2013.