ECLI:NL:GHDHA:2013:3989

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
200.120.273
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van lasten van de voormalige echtelijke woning in onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak gaat het om de verdeling van de lasten van de voormalige echtelijke woning tussen de ex-echtgenoten, de man en de vrouw, na hun scheiding. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin was bepaald dat de vrouw maandelijks een bedrag van € 633,33 aan de man moest betalen voor de kosten van de woning. De man was van mening dat beide partijen ieder de helft van de kosten van de woning moesten dragen, terwijl de vrouw stelde dat zij een lagere draagplicht had vanwege haar financiële situatie en de onderhoudsverplichting van de man jegens haar en de kinderen.

Het hof heeft vastgesteld dat de woning behoort tot de onverdeelde huwelijksgemeenschap van partijen en dat op grond van artikel 3:172 BW beide partijen naar evenredigheid dienen bij te dragen in de lasten van de woning. Het hof oordeelde dat er geen afwijkende regeling was overeengekomen tussen partijen en dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat haar inkomsten onvoldoende waren om haar deel van de kosten te dragen. Daarom heeft het hof de grief van de man gegrond verklaard en bepaald dat beide partijen vanaf 6 september 2012 ieder voor de helft de lasten van de woning moeten voldoen.

Daarnaast heeft het hof de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt. Het bestreden vonnis is gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bekrachtigd. Het arrest is uitgesproken op 15 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF Den Haag

Afdeling Civiel

Zaaknummer : 200.120.273
Zaak-rolnummer Rechtbank : 415098 / HA ZA 12-357
arrest van 15 oktober 2013
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.P. Verhaar-Kok te Alphen aan den Rijn,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.

1.Het geding

Bij exploot van 9 januari 2013 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 10 oktober 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage tussen de partijen gewezen.
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft vastgesteld.
Bij memorie van grieven heeft de man één grief geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grief bestreden.
De man heeft zijn procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de door de rechtbank in het bestreden vonnis gestelde feiten.
2. Door de man wordt gevorderd: dat het dit hof moge behage op bovengenoemde gronden bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis van 10 oktober 2012 tussen de partijen gewezen, zulks voor zover dat betreft het bepaalde in punt 5.3 van de beslissing en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. te bepalen dat de vrouw aan de man vanaf 6 september 2012 tot het moment van notariële overdracht van de aan partijen in eigendom toebehorende woning aan koper een bijdrage betaalt in de aan deze woning gerelateerde kosten die ook bij leegstand zouden moeten worden gemaakt ter hoogte van de helft van deze kosten;
Subsidiair:
2. Een zodanige kostenverdeling tussen partijen te bepalen voor de periode vanaf 6 september 2012 tot het moment van notariële overdracht van de aan partijen in eigendom toebehorende woning aan koper met betrekking tot de hieraan gerelateerde kosten die ook bij leegstand zouden moeten worden gemaakt als uw hof in goede justitie redelijk acht.
Verdeling kosten voormalige echtelijke woning
3. Uit de grief en de toelichting op de grief van de man volgt dat hij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank dat de vrouw aan hem vanaf september 2012 maandelijks een bedrag moet betalen van € 633,33 met betrekking tot de kosten van de voormalige echtelijke woning van partijen. De man is van mening dat ieder der partijen de helft van de kosten van de woning moeten betalen.
4. Door de vrouw is gesteld dat ook na 6 september 2012 sprake is van een situatie waarin de gemeenschappelijke woning nog niet is verkocht en tevens sprake is van een onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw en de kinderen. De vrouw acht het redelijk dat zij een draagplicht heeft van 1/3 en de man een van 2/3 met betrekking tot de kosten van het huis.
5. Het hof overweegt als volgt. De woning te [woonplaats] aan [adres] behoort tot de onverdeelde huwelijksgemeenschap van partijen. Op grond van artikel 3:172 BW dienen beide partijen naar evenredigheid bij te dragen in de lasten van de voormalige echtelijke woning. Naar het oordeel van het hof volgt uit de feiten dat partijen geen regeling met elkaar zijn overeengekomen met betrekking tot de verdeling van de kosten van de hiervoor vermelde woning voor de periode na 6 september 2012. Van een van art.3:172 afwijkende regeling is niet gebleken. Op basis van de door de vrouw gestelde feiten is er naar het oordeel van het hof ook overigens geen grond om af te wijken van de evenredigheidsregel van art.3:172 BW. Indien de inkomsten van de vrouw onvoldoende zijn om deze kosten te dragen ligt het op haar weg om al dan niet een vordering in te stellen tot het vaststellen van onderhoudsbijdragen ten behoeve van haarzelf.
6. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen treft de grief van de man doel. Beide partijen dienen ieder voor de helft de lasten van de woning te [woonplaats] aan [adres] vanaf 6 september 2012 te voldoen.
Proceskosten
7. Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten acht het hof het redelijk en billijk dat de proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd een wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
Gedeeltelijke vernietiging
8. Het bestreden vonnis dient gedeeltelijk te worden vernietigd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 10 oktober 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage tussen partijen gewezen, voor zover daarin is bepaald dat de man de in onderdeel 2.4 van het vonnis opgenomen kostenposten vanaf september 2012 voor zijn rekening zal nemen en dat de vrouw vanaf september 212 aan [appellant] maandelijks € 633,33 zal betalen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat beide partijen vanaf september 2012 ieder voor de helft draagplichtig zijn met betrekking tot de lasten van de woning te [woonplaats] aan [adres];
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
compenseert de proceskosten van dit hoger beroep en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2013 in aanwezigheid van de griffier.