ECLI:NL:GHDHA:2013:3991
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Husson
- Van Leuven
- Stollenwerck
- Rechtspraak.nl
Opeisbaarheid van vordering tot overbedeling en deurwaarderskosten in echtscheidingskwestie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de opeisbaarheid van een vordering tot overbedeling en de gemaakte deurwaarderskosten. De vrouw, appellante, is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat zij de door de man betaalde deurwaarderskosten, vermeerderd met wettelijke rente, moet vergoeden. De man, geïntimeerde, heeft deze kosten gemaakt om zijn vordering wegens overbedeling van de vrouw ter zake van de voormalige echtelijke woning te verhalen. De vrouw stelt dat de vordering niet opeisbaar was omdat hun dochter op 15 augustus 2009 nog bij haar woonde. De man heeft echter bewijs geleverd dat de dochter op die datum al in een andere gemeente was ingeschreven, waardoor de vordering opeisbaar werd op 15 augustus 2010.
Het hof overweegt dat de man de vrouw tijdig heeft gewaarschuwd voor de inning van de vordering via een deurwaarder. De vrouw heeft in hoger beroep gesteld dat zij verweer heeft gevoerd bij de deurwaarder, maar dit wordt door de man betwist. Het hof oordeelt dat de vrouw de hoogte van de deurwaarderskosten niet heeft betwist en dat de man recht heeft op vergoeding van deze kosten op basis van artikel 6:96 BW. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de vrouw is veroordeeld tot betaling van € 8.741,30, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 8 oktober 2013.