ECLI:NL:GHDHA:2013:4099
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de kwalificatie van diensten in de raamprostitutie
In deze zaak gaat het om de kwalificatie van de diensten die belanghebbende, een ondernemer die kamers ter beschikking stelt voor raamprostitutie, levert in het kader van de omzetbelasting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat deze diensten niet onder de vrijstellingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 vallen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde omzetbelasting over de tijdvakken van 1 april 2010 tot en met 30 september 2010. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de diensten van belanghebbende moeten worden aangemerkt als het gelegenheid geven tot prostitutie. Dit valt niet onder de vrijstellingen van artikel 11 van de Wet. Het Hof benadrukte dat de exploitatievergunning essentieel is voor de uitoefening van de raamprostitutie en dat de diensten van belanghebbende meer omvatten dan enkel het ter beschikking stellen van kamers. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de aard van de prestatie van belanghebbende niet kan worden gekwalificeerd als vrijgesteld van omzetbelasting.
De uitspraak van het Hof is op 11 januari 2013 gedaan en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn om een partij in de proceskosten te veroordelen. Zowel belanghebbende als de directeur van de Belastingdienst kan binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.