ECLI:NL:GHDHA:2013:4139

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
BK-12-00751
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking bij gebruik van geschorst kenteken

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking die zijn opgelegd aan belanghebbende, die houder is van een personenauto. De naheffingsaanslag van € 1.658 en een boete van 100% zijn opgelegd voor het tijdvak van 31 december 2010 tot en met 1 september 2011, omdat belanghebbende de geldigheid van het kentekenbewijs van zijn auto had geschorst. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de boetebeschikking na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2013 werd vastgesteld dat de auto van belanghebbende op 10 juli 2011 om 16:03 uur was gesignaleerd op de A4, terwijl het kenteken geschorst was. De rechtbank had geoordeeld dat de Inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de auto zich op de openbare weg bevond, en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof bevestigde deze bevindingen, maar oordeelde dat de opgelegde boete van € 1.658 niet in verhouding stond tot de ernst van het verzuim. Het Hof verlaagde de boete naar € 100, terwijl de naheffingsaanslag in stand bleef.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor wat betreft de boetebeschikking, en de Inspecteur werd veroordeeld tot terugbetaling van de griffierechten aan belanghebbende. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00751

Uitspraak van 25 oktober 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Centrale Administratie(kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2012, nummer AWB 12/3203, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking.

Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende zijn over het tijdvak van 31 december 2010 tot en met 1 september 2011 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 1.658 en bij beschikking een boete van 100 percent opgelegd.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 42 is geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 115 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 september 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Vaststaande feiten

In hoger beroep is op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is houder van een personenauto, een Mercedes Benz met kenteken [kenteken].
3.2. Belanghebbende heeft de geldigheid van het kentekenbewijs van de auto vanaf 31 december 2010 laten schorsen.
3.3. Op 10 juli 2011 om 16:03 uur is een auto met kenteken [kenteken] gesignaleerd op de A4.
3.4. Naar aanleiding van die constatering is aan belanghebbende op de voet van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (de Wet) de naheffingsaanslag opgelegd. De boete is opgelegd in verband met het verzuim van het niet voldoen van de belasting.

Oordeel van de rechtbank

4.
De rechtbank heeft overwogen:
"(...)
6.
Het is aan [de Inspecteur] om aannemelijk te maken dat het voertuig zich op het door [de Inspecteur] gestelde tijdstip op de openbare weg heeft bevonden en dat hiermee de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat [de Inspecteur] middels het overleggen van een controleformulier schorser met bijgevoegde foto van de auto, hierin is geslaagd. Het tegendeel is niet aannemelijk geworden nu [belanghebbende] zijn stelling dat de auto ten tijde van de controle niet op de openbare weg reed en hij de auto alleen gebruikt voor vakanties in het buitenland, niet met bewijs heeft onderbouwd. De rekeningafschriften die [belanghebbende] ter zitting heeft getoond en waarop betalingen van motorrijtuigenbelasting zijn vermeld over andere perioden dan de periode waarin de auto was geschorst, vormen geen bewijs van [belanghebbendes] stelling dat de auto zich niet op de openbare weg bevond tijdens de constatering. Derhalve heeft [de Inspecteur] terecht de naheffingsaanslag opgelegd.
7.
Artikel 37 van de Wet MRB in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het bepaalde in paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst kan [de Inspecteur] in geval van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing een verzuimboete opleggen van ten hoogste 100% en een maximum van € 4.920. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) het opleggen ervan achterwege behoort te blijven. Vaststaat dat met de auto van [belanghebbende] gebruik is gemaakt van de openbare weg terwijl het kentekenbewijs was geschorst. Van avas is niet gebleken. De verzuimboete is mitsdien terecht opgelegd. De rechtbank acht de boete ook passend en geboden.
8.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
9.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
(...)"

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. Partijen houdt het antwoord op de vraag verdeeld of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
5.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop de standpunten steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.
6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. De rechtbank heeft naar 's Hofs oordeel met juistheid beslist dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het geheel van voorhanden zijnde gegevens, in het bijzonder de door de Inspecteur in het geding gebrachte foto van de op 10 juli 2011 gesignaleerde auto en de door de Inspecteur ter zitting getoonde foto van het type auto van belanghebbende, laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat het de auto van belanghebbende is die op 10 juli 2011 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Belanghebbende heeft niets aangevoerd op grond waarvan in redelijkheid kan worden getwijfeld dat diens auto niet de auto is op de op 10 juli 2011 gemaakte foto dan wel anderszins dat anders moet worden geoordeeld. De enkele, overigens niet of nauwelijks onderbouwde, stelling dat de auto op 10 juli 2011 niet kan zijn aangetroffen op de bewuste plaats, doet aan de bewijskracht van de stukken niet af. Daarbij komt dat de Inspecteur ter zitting onweersproken heeft gesteld dat geen enkel signaal is dat een soortgelijke auto van gestolen of valse kentekenplaten gebruik heeft gemaakt.
7.2. Met de rechtbank is het Hof evenzeer van oordeel dat terecht een verzuimboete is opgelegd en dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld, daarbij in aanmerking nemende de verantwoordelijkheid die een belastingplichtige heeft waar het gaat om het nakomen van de aan de schorsingsregeling verbonden voorwaarden. Gelet evenwel op belanghebbendes uiteenzetting, door de Inspecteur niet weersproken, waaruit in elk geval is af te leiden dat hij zonder meer niet op de hoogte is geweest van het gebruik van diens auto op 10 juli 2011, laat staan dat hij het zelf was die toen van de auto gebruik heeft gemaakt, staat een boete van € 1.658 in geen verhouding tot de ernst van het verzuim. Het Hof acht onder de gegeven omstandigheden een boete van € 100 passend en geboden.
7.3. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep, voor zover dat ziet op de boete, gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

8.1. Het Hof ziet geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, nu niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
8.2. De in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 42 en € 115 dient de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur die betrekking heeft op de boetebeschikking;
- wijzigt de boetebeschikking aldus dat de boete wordt vastgesteld op € 100;
- handhaaft de uitspraak van de Inspecteur die betrekking heeft op de naheffingsaanslag; en
- gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 157 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en E.M. Vrouwenvelder, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalač. De beslissing is op 25 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zesweken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.