ECLI:NL:GHDHA:2013:4169

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
22-002181-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met een mededader een gewapende overval heeft gepleegd op een supermarkt in Stompwijk. Tijdens de overval, die plaatsvond op 23 december 2011, werd de caissière onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om geld af te geven. De verdachte en zijn mededader hebben ook geprobeerd een 77-jarige man uit zijn auto te trekken en hebben daarbij diverse personen bedreigd met een vuurwapen, waarbij zelfs is geschoten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2012 gedeeltelijk is vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte de bewezenverklaring van afpersing, poging tot afpersing, bedreiging met geweld en wapenbezit wel gerechtvaardigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid in de gemeenschap. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002181-12
Parketnummers: 09-925980-11 en 09-611484-09 (TUL)
Datum uitspraak: 16 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1980,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 oktober 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 primair, impliciet primair, 7 en 8 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 eerste alternatief, 3, 4 primair, impliciet subsidiair, 5, 6 en 8 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, het beslag en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, met het oogmerk om zich/hen en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 500 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zichtbaar voor die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] vasthouden van twee, althans een vuurwapen(s), althans en/of daarop gelijkend(e) voorwerp(en) en/of
- ( met kracht) vastpakken van die [benadeelde partij 3] en/of
- richten van een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 4] en/of
- toevoegen van de woorden aan die [benadeelde partij 1]: "dit is een overval, geef me het geld" en/of "geld ik wil al je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2:
hij en/of zijn mededader op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich/hen en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 5] te dwingen tot de afgifte van een personenauto, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- de portier(en) van de auto van die [benadeelde partij 5] heeft/hebben opengetrokken en/of
- ( een) vuurwapen(s), althans en/of een daarop gelijkend voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [benadeelde partij 5] die als bestuurder in die auto zat en/of heeft gericht op het lichaam van die [benadeelde partij 5], en/of
- op de linkerarm en/of tegen het hoofd van die [benadeelde partij 5] heeft/hebben geslagen en/of
- aan (de kleding van) die [benadeelde partij 5] heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
of
hij en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- naar de door die [benadeelde partij 5] bestuurde auto is gegaan en/of
- de voorportieren van die auto heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het tonen aan en/of richten van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op (het lichaam) van die [benadeelde partij 5] en/of
- het slaan tegen de linkerarm en/of het hoofd van die [benadeelde partij 5] en/of
- het trekken aan de kleding van die [benadeelde partij 5];3:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg,, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, gericht op die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] en/of daarbij één of meerdere schoten gelost;
4:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen aan een persoon genaamd [benadeelde partij 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een litteken in het aangezicht) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp in zijn gezicht en/of op zijn hoofd te slaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij en/of zijn medeverdachte op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 4] met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op zijn hoofd en/of in zijn gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Heckler&Koch USP automatic) en/of
een wapen van categorie II onder 5, te weteneen stroomstootwapen en/of munitie van categorie III, te weten 9 patronen .45, voorhanden heeft gehad;
6:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een CO2 pistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
7:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Schiedam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (perceel [adres]) heeft weggenomen autosleutels (behorende bij [kentekennr.]) en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een gaatje te boren in het raamkozijn van een bovenlicht en vervolgens dit raam te openen en daardoor de woning binnen te gaan, in elk geval door middel van braak en/of inklimming;
8:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Volkwagen Tiguan [kentekennr. 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door onbevoegd gebruik te maken van de autosleutels van die auto, in elk geval door middel van valse sleutel;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (Volkswagen Tiguan [kentekennr. 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair en subsidiair en onder 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan –overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- behoort te worden vrijgesproken.
Voorts overweegt het hof het volgende.
Het hof is van oordeel dat, op grond van de inhoud van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet buiten gerede twijfel is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die op 23 december 2011 -al dan niet samen met zijn medeverdachte [medeverdachte]- te Schiedam de personenauto (Volkswagen Tiguan [kentekennr. 2]) heeft weggenomen.
Evenmin is buiten gerede twijfel komen vast te staan dat de verdachte op 23 december 2011 met de medeverdachte in de Volkswagen Tiguan naar Stompwijk is gekomen.
Mitsdien is het hof van oordeel dat –hoewel er aanwijzingen in die richting zijn- niet buiten redelijke twijfel verheven is dat de verdachte het hem onder 8 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Derhalve zal het hof hem daarvan vrijspreken.
Met het oog op de te nemen beslissing laat het hof bespreking van het door de raadsman gedane voorwaardelijk verzoek tot het horen van [getuige] als getuige achterwege.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 eerste alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 500 euro), toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- zichtbaar voor die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] vasthouden van twee vuurwapens, althans daarop gelijkende voorwerpen en
- vastpakken van die [benadeelde partij 3] en
- richten van een vuurwapen, althans
eendaarop gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 4] en
- toevoegen van de woorden aan die [benadeelde partij 1]: "dit is een overval, geef me het geld" en/of "geld ik wil al je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2:
hij en zijn mededader op 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 5] te dwingen tot de afgifte van een personenauto, toebehorende aan die [benadeelde partij 5],
- de portieren van de auto van die [benadeelde partij 5] hebben opengetrokken en
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, hebben getoond aan die [benadeelde partij 5] die als bestuurder in die auto zat en
hebbengericht op het lichaam van die [benadeelde partij 5], en
- op de linkerarm en/of tegen het hoofd van die [benadeelde partij 5] hebben geslagen en
- aan (de kleding van) die [benadeelde partij 5] hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, gericht op die [benadeelde partij 4] en die [benadeelde partij 6] en die [benadeelde partij 7] en daarbij één of meerdere schoten gelost;
5:
hij op 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (Heckler&Koch USP automatic) en munitie van categorie III, te weten 9 patronen .45, voorhanden heeft gehad;
6:
hij op 23 december 2011 te Stompwijk, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I onder 7°, te weten een CO2 pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte, overeenkomstig zijn pleitnotities, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Het niet kennen van de medeverdachte [medeverdachte]
De raadsman heeft namens de verdachte aangevoerd dat de verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] niet kent.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij [medeverdachte] wel een keer heeft gezien, maar dat hij niet meer weet waar. Het zou kunnen dat hij [medeverdachte] tijdens het luchten in de penitentiaire inrichting De Geniepoort heeft gezien, nu zij beiden van 3 februari 2010 tot en met 21 juni 2010 op de H afdeling van deze penitentiaire inrichting hebben gezeten.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens met betrekking tot het IMEI-nummer van de telefoon van het merk Nokia met het nummer [telefoonnr. 1] – in het bezit van de medeverdachte [medeverdachte] – en de telefoon van het merk Nokia in het bezit van de verdachte met het nummer [telefoonnr. 2] blijkt dat deze beide telefoons op 22 december 2011 tussen 20.19 uur en 20.32 uur voor het eerst in gebruik werden genomen en dat beide telefoons gebruik maakte van dezelfde GSM steunzender met het nummer 13731, welke geplaatst is op de [adres] te Schiedam. Bij navraag via Google/TomTom blijkt dat er drie telefoonwinkels in de nabije omgeving zijn van de Rotterdamse Dijk te Schiedam. Uit de aangestraalde GSM steunzenders blijkt voorts dat de gebruiker van het nummer [telefoonnr. 1] ([medeverdachte]) zich in Noord-Brabant bevond. Tijdens de gesprekken tussen 00.20.41 uur en 00.21.26 uur werd een GSM steunzender aangestraald met het nummer 1713 welke geplaatst is op de Dolomietenlaan te Tilburg. Uit onderzoek van de historische gegevens van de BlackBerry in gebruik bij de verdachte blijkt dat er een gesprek te 00.22.15 uur plaatsvond die ook de GSM steunzender aanstraalde met het nummer 1713. Op 23 december 2011 tussen 12.11 uur en 12.18 uur belde de gebruiker van het nummer [telefoonnr. 1] ([medeverdachte]) drie keer naar het nummer [telefoonnr. 2] ([verdachte]). Uit de historische gegevens van de Nokia van de verdachte blijkt dat hij op dat moment op de Waldorpstraat in Den Haag was. Op 23 december 2011 tussen 16.30 uur en 18.08 uur verplaatste de gebruiker van het nummer [telefoonnr. 2] ([medeverdachte]) zich van Noordwijk naar Stompwijk. Op 23 december 2011 te 17.51 uur belde de gebruiker van het nummer [telefoonnr. 2] ([verdachte]) naar het nummer [telefoonnr. 1] ([medeverdachte]), maar kreeg geen verbinding (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 427 e.v., het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 437 e.v. en het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 445 e.v.).
Uit het voorgaande is naar ’s hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] wel degelijk kent en dat zij kort voor de overval intensief telefonisch contact met elkaar hebben gehad, alsmede dat de verdachte nog heeft getracht om kort na de overval telefonisch contact te zoeken met zijn medeverdachte [medeverdachte], maar dat dit niet is gelukt omdat [medeverdachte] reeds door de politie was aangehouden.
Alternatief scenario
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er wellicht een derde persoon bij de overval betrokken is geweest, alsmede dat het door getuigen opgegeven signalement niet overeenkomt met verdachtes signalement.
Het hof stelt op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op vrijdag 23 december 2011, omstreeks 17.45 uur kwam de melding gewapende overval op personeel van de supermarkt [benadeelde partij 2] gevestigd te Stompwijk (proces-verbaal relaas, dossierpagina 5 e.v.). Bij de overval is de caissière [benadeelde partij 1] bedreigd door twee mannen met bivakmutsen op en ieder met een (vuur)wapen. Een van de overvallers zette een donkerblauwe sporttas met witte accenten op de balie en de caissière heeft hier de inhoud van haar kassalade in gedaan (proces-verbaal aangifte, dossierpagina 97 e.v.). Nadat de overvallers met hun buit zijn weggelopen zijn de eigenaar van de supermarkt, medewerkers van de supermarkt en een klant achter de overvallers aangerend. De overvallers zijn eerst naar een personenauto Volkswagen Tiguan gerend, maar vervolgens doorgerend met nog altijd diverse personen, waaronder de getuige [benadeelde partij 4], achter hen aan. De twee overvallers hebben hierop een personenauto aangehouden en getracht de bestuurder van deze auto, de heer [benadeelde partij 5], met geweld uit zijn auto te halen. Door het optreden van de getuige [benadeelde partij 4] is dit niet gelukt en zijn de overvallers weer verder gerend richting de waterzuivering. [benadeelde partij 4] zag vervolgens dat een dader in het water sprong en aan de overzijde weer uit het water klom. De andere dader liep langs het hekwerk van de waterzuivering. [benadeelde partij 4] is achter deze dader aangelopen en heeft hem naar de grond gekregen (proces-verbaal aangifte, dossierpagina 124 e.v.). Vervolgens werd deze overvaller door de politie aangehouden (proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 18 e.v.). Dit bleek de medeverdachte [medeverdachte] te zijn. De politie heeft de diensthond ingezet op zoek naar de overvaller die in de sloot was gesprongen en er aan de andere kant uit was geklommen. De diensthond heeft de verdachte gevonden en bij zijn fouillering bleek dat hij in de broeksband een vuurwapen had waarvan de hamer op singel action stond (proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 46 e.v.). Voorts bleek de kleding van de verdachte nat te zijn (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 258).
De stelling van de verdediging dat er mogelijk een derde verdachte bij betrokken is acht het hof -met de rechtbank- onaannemelijk nu niets in het dossier deze verklaring van de verdachte ondersteunt. De getuige [benadeelde partij 4] is de overvallers –op een heel korte tijd na, waarna hij de overvallers weer herkende- niet uit het oog verloren.
Daarnaast hebben de personen die direct getuige zijn geweest van de overval in de supermarkt allemaal slechts over twee overvallers verklaard.
Het feit dat de verdachte niet aan alle door getuigen gegeven signalementen voldoet, en dat niet alle gegeven signalementen met elkaar overeenkomen, doet hier niet aan af.
Ook de verklaring van de verdachte, dat hij de jas van deze derde persoon zou hebben gepakt en aangetrokken en dat in de jaszak van deze jas een telefoon en een wapen zat, acht het hof, evenals de rechtbank, onaannemelijk mede gelet op het door de politie aantreffen van een vuurwapen in de broeksband van de verdachte (proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina 46 e.v.). De verdachte heeft, na eerst ontkend te hebben dat het vuurwapen door de politie in zijn broeksband was aangetroffen, uiteindelijk voor het aantreffen daarvan geen aannemelijke verklaring kunnen geven.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachte een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking is geweest bij de totstandkoming en de uitvoering van de overval dat sprake is van medeplegen. Dit geldt ook voor de poging tot afpersing van de heer [benadeelde partij 5] alsmede voor het voorhanden hebben van het CO2-pistool en het Heckler & Koch pistool die beide bij de overval zijn gebruikt. Het hof gaat ervan uit dat het Heckler & Koch pistool, dat later in een sloot is aangetroffen die langs de vluchtroute van de verdachten lag, door de medeverdachte bij gelegenheid van de overval is gebruikt en vervolgens door de medeverdachte in die sloot is gegooid. Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich
schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 eerste alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten een en ander zoals bewezen is verklaard.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 2 eerste alternatief bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 en 7 ten laste gelegde en ter zake van het onder 1, 2 eerste alternatief, 3, 5, 6 en 8 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt in Stompwijk. Tijdens hun vlucht hebben zij, onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, getracht een man van destijds 77 jaar oud uit zijn auto te sleuren. Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededader diverse personen, die achter hen aan waren gerend, bedreigd met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, waarbij is geschoten.
De verdachte heeft door te handelen zoals is bewezen verklaard ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers en hun gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd.
De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Feiten als de onderhavige brengen in de regel ook bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat omtrent de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zal worden beslist zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1, 3, 4 en 10 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en/of voorbereid. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals dit vermeld is op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 2, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 5 tot en met 9, 11, 12 en 18 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 22 tot en met 26 zal het hof de teruggave gelasten aan [benadeelde partij 4].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.025,35.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 1.025,35.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist nu de raadsman namens de verdachte vrijspraak heeft bepleit.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.025,35 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.376,48.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 2.376,48.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist nu de raadsman namens de verdachte vrijspraak heeft bepleit.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.376,48 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.133,66.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 2.133,66.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij, nu hij heeft gerequireerd tot vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist nu de raadsman namens de verdachte vrijspraak heeft bepleit.
Nu de verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
1 oktober 2010 onder parketnummer 09-611484-09 is de verdachte, onder meer, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende en door de rechtbank toegewezen vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair, 7 en 8 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 eerste alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 1, 3, 4 en 10 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nummer 2 van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 5 tot en met 9, 11, 12 en 18 van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde partij 4] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 22 tot en met 26 van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.025,35 (duizend vijfentwintig euro en vijfendertig cent) bestaande uit
€ 25,35 (vijfentwintig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 1.025,35 (duizend vijfentwintig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 25,35 (vijfentwintig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (
twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.376,48 (tweeduizend driehonderd zesenzeventig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 376,48 (driehonderd zesenzeventig euro en achtenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], een bedrag te betalen van
€ 2.376,48 (tweeduizend driehonderd zesenzeventig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 376,48 (driehonderd zesenzeventig euro en achtenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 1 oktober 2010, parketnummer
09-611484-09, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Moussault, mr. W.J. van Boven en mr. H. van den Heuvel, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 oktober 2013.