In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een aanvaring van het zeeschip 'Holmen' met een kade in Vlaardingen op 30 maart 2009. De verdachte, een loods, werd in eerste aanleg vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 oktober 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die ook vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens de afmeermanoeuvre aanwijzingen heeft gegeven aan de kapitein van het schip, die deze aanwijzingen vervolgens doorgegeven heeft aan de bemanning. De verdachte heeft verklaard dat hij geprobeerd heeft de snelheid van het schip te verminderen door de voortstuwing achteruit te laten werken. Getuigenverklaringen, waaronder die van de kapitein, ondersteunen deze verklaring. Echter, uit de engine logs blijkt dat de voortstuwing vlak voor de aanvaring in verschillende standen is gezet, wat suggereert dat de aanwijzingen van de verdachte niet correct zijn opgevolgd.
Het hof concludeert dat de aanvaring het gevolg is van het niet juist opvolgen van de aanwijzingen door de bemanning. Aangezien niet bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en opvolging van aanwijzingen in de scheepvaart, en de verantwoordelijkheden van de bemanning tijdens dergelijke operaties.