Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
28 oktober 2013.
Nesais een tanker met een scheepslengte van 332 meter en een breedte van 58 meter. Op 24 februari 2010 naderde dit zeeschip steiger T1, westzijde, van Vopak in de 7e petroleumhaven te Rotterdam om aldaar af te meren. Aan de zuidkant van steiger T1 lag – pal achter en haaks op de vaarrichting van de
Nesa– het motortankschip
Friendshipafgemeerd. Aan boord van de
Nesabevonden zich – voor zover van belang – de kapitein, de stuurman, de roerganger en de verdachte. Op aanwijzen van de loods
– de verdachte – voer de tanker achterwaarts in zuidelijke richting naar voornoemde steiger. Koers en snelheid werden hierbij door de verdachte bepaald en doorgegeven aan de kapitein. Op zijn beurt gaf de kapitein de hem door de verdachte gegeven aanwijzingen door aan de stuurman en de roerganger. De
Nesavoer achteruit voorbij het punt waar zij diende af te meren en naderde de
Friendshiphierbij tot – uiteindelijk - een afstand van ongeveer 72 meter. De
Friendshipwerd op dat moment met een hoeveelheid van ongeveer één miljoen liter stookolie per uur geladen. Om de achterwaartse beweging te stoppen, heeft de loods de kapitein gezegd halve kracht vooruit te geven. Hierna heeft de scheepsschroef van de
Nesagedurende 44 seconden halve kracht vooruit gedraaid. Dit veroorzaakte waterbewegingen in het kielzog van de
Nesa. Deze waterbewegingen hadden zodanige kracht dat de
Friendshipvan de steiger werd geduwd en twee stalen trossen waarmee zij was afgemeerd, braken.
– de verdachte – niet kan worden aangemerkt als degene die verantwoordelijk is voor de naleving van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Nesaten opzichte van de steiger T1 werd gemanoeuvreerd, die bepaalde met welke snelheid dit gebeurde en die aanwijzingen gaf aan de door hem ingeschakelde sleepbootkapiteins. De kapitein heeft de verdachte tijdens het manoeuvreren geen aanwijzingen gegeven. Reeds op grond hiervan dient de verdachte te worden aangemerkt als een zich aan boord bevindende persoon die tijdelijk zelfstandig de koers en de snelheid van de
Nesabepaalde, als bedoeld in artikel 1.03, derde lid BPR. Niets in de toelichting op die bepaling duidt erop dat de wetgever de loods van deze strafrechtelijke verantwoordelijkheid heeft willen uitsluiten. De verdachte kan gezien het vorenstaande verantwoordelijk worden gehouden voor de naleving van het BPR.
Friendshipin het verlengde van de vaarrichting van de
Nesaafgemeerd lag. Hij heeft voorts erkend dat in verband met de aanwezigheid van binnenvaarttankers die vaak zijn afgemeerd bij steiger T1, voorzichtigheid geboden is om zoveel als mogelijk te voorkomen dat een hinderlijke waterbeweging voor die schepen ontstaat. In zijn loodsverklaring heeft de verdachte hierover geschreven dat als de tanker vooruit slaat er direct schroefwater tegen de binnenvaarder komt, maar ook indirect doordat het schroefwater eerst tegen het talud “knalt” en vervolgens weer tegen het binnenvaartschip. Ondanks voornoemde wetenschap heeft de verdachte de vereiste voorzichtigheid niet betracht, door met de
Nesamet – gegeven de omstandigheden – een te hoge snelheid achterwaarts te varen, de snelheid niet tijdig te verminderen, – mede als gevolg daarvan – het schip te ver door te laten varen om vervolgens halve kracht vooruit te slaan.
BESLISSING
geldboetevan
€ 1.250,- (duizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.