Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [benadeelde partij 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen twee, althans een of meer, kogel(s) heeft afgevuurd op die [benadeelde partij 3], daarmee/daarbij die [benadeelde partij 3] treffende in de buik en/of de borst(kas), in elk geval het bovenlichaam, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, en/of de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
Ter onderbouwing van het verweer is aangevoerd – verkort weergegeven – dat is gehandeld in strijd met het fair trial-beginsel zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu nader onderzoek aan de in beslag genomen harddisk in het belang van de verdediging door het openbaar ministerie feitelijk onmogelijk is gemaakt. Zodoende is, aldus de raadsman, de verdediging de kans ontnomen potentieel ontlastend materiaal naar voren te brengen. Volgens de verdediging levert dit een onherstelbaar vormverzuim op, waarvan primair het gevolg behoort te zijn dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte en dat subsidiair tot strafvermindering behoort te leiden.
,in diens gezicht heeft gestompt, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] letsel heeft bekomen;
hij op 26 juni 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 3] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen twee kogels heeft afgevuurd op die [benadeelde partij 3], daarmee die [benadeelde partij 3] treffende in de buik en het bovenlichaam, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op 26 juni 2011 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1
categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, en de daarbij behorende munitie, voorhanden heeft gehad.
poging tot doodslag.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Hierbij heeft de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het door de verdachte gepleegde feit toont eens temeer aan dat tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie streng dient te worden opgetreden.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zevenenvijftig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
€ 568,00 (vijfhonderdachtenzestig euro)bestaande uit € 293,00 (tweehonderddrieënnegentig euro) materiële schade en
€ 568,00 (vijfhonderdachtenzestig euro)bestaande uit € 293,00 (tweehonderddrieënnegentig euro) materiële schade en € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
€ 3.000,00 (drieduizend euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 3.000,00 (drieduizend euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.