ECLI:NL:GHDHA:2013:4423

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
200.125.762/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van Leuven
  • J. Burgerhart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige door onbereikbaarheid van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de kinderrechter, was vaak onbereikbaar voor de moeder, wat leidde tot problemen in de zorg voor de minderjarige. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de vader niet in staat is om op een behoorlijke manier samen te werken in de uitoefening van het gezag. De vader heeft aangevoerd dat hij dagelijks bereikbaar is, maar het hof heeft vastgesteld dat hij vaak in het buitenland verblijft en niet op de hoogte is van belangrijke beslissingen die genomen moeten worden voor de minderjarige.

Het hof heeft de feiten van de eerste aanleg in overweging genomen, waaruit bleek dat de rechtbank had bepaald dat het gezag over de minderjarige aan de moeder zou toekomen. De vader had geen structurele omgang met de minderjarige en er waren problemen bij belangrijke beslissingen, zoals ziekenhuisbehandelingen en schoolinschrijvingen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was dat de moeder alleen het gezag uitoefent, omdat de vader niet in staat was om op een positieve manier bij te dragen aan de gezamenlijke gezagsuitoefening.

De beslissing van het hof houdt in dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de moeder alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van bereikbaarheid en samenwerking tussen ouders in zaken van gezag en zorg voor minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 oktober 2013
Zaaknummer : 200.125.762/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-6705
Zaaknummer rechtbank : C/09/426619
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H. Brouwer te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Bhulai te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 16 april 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 februari 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag.
De moeder heeft op 13 juni 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts van de zijde van de vader op 8 mei 2013 een brief van 6 mei 2013 met bijlage ingekomen
De zaak is op 11 september 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • mr. A.E.M.C. Koudijs, kantoorgenoot van de advocaat van de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de heer N.Al-Wandawi, tolk in de Arabische taal.
De vader en de raad zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking
.
Bij die beschikking heeft de rechtbank bepaald dat voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
Voorts is de door de vader te betalen bijdrage voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de moeder op nihil bepaald en is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is het gezag ten aanzien van de minderjarige.
2.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat gezamenlijk gezag over de minderjarige dient te worden uitgeoefend.
3.
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bevestigen en het verzoek van de vader af te wijzen, kosten rechtens.
4.
De vader voert het volgende aan. Er zijn onvoldoende gronden om het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te wijzen. De vader stelt dat hij – op het laatste kwartaal van 2012 na – dagelijks bereikbaar is en dat de moeder haar telefoon niet opneemt als hij belt. De vader wil graag zijn verantwoordelijkheid nemen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige en leeft de zorg- en gezagregelingen wel degelijk na.
5.
De moeder verweert zich daartegen als volgt. De uitoefening van het gezamenlijk gezag verloopt zeer moeizaam. Zij noemt enige voorbeelden. Er waren problemen bij een behandeling van de minderjarige in het ziekenhuis. De vader was niet beschikbaar om zijn toestemming te geven. Dit is toen opgelost met behulp van de advocaat. Ook de inschrijving op de basisschool leverde problemen op. Het is de vader in het verleden niet gelukt om mee te beslissen over de minderjarige nu de vader slecht bereikbaar is. Er is ook nimmer sprake geweest van structurele omgang tussen de vader en de minderjarige. In een eerder gesprek heeft de vader aangekondigd te zullen verhuizen naar Engeland. Volgens de moeder heeft de man aan de minderjarige verteld dat hij naar Canada wil emigreren. Voor de moeder is het uiterst lastig gebleken om beslissingen te nemen waarbij de toestemming van de vader is vereist. Zij vreest in dat opzicht voor zaken die zich in de toekomst zullen aandienen als er sprake is van gezamenlijk gezag.
6.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253n lid 2 BW in verbinding met artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan het bestaande gezamenlijk gezag worden gewijzigd in gezag van een ouder alleen indien (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders bij het (blijven) uitoefenen van gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of (b) wijziging anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans daartoe in staat mogen worden geacht, binnen redelijke termijn. Een en ander vereist een minimaal vermogen tot positieve communicatie tussen de ouders en een redelijke mate van beschikbaarheid van beide ouders voor de uitoefening van het gezag.
8.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat de vader vaak onbereikbaar is voor de moeder. De vader verblijft vaak in het buitenland en is telefonisch slecht te bereiken. Voorts is de vader ter zitting in hoger beroep om onbekende reden niet verschenen, terwijl hij ook reeds in eerste aanleg niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was.
9.
Het hof is van oordeel dat door de afzijdige houding van de vader het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder het gezag alleen uitoefent. Het is voor de minderjarige – thans vijf jaar oud – van belang dat tijdig beslissingen over haar genomen (kunnen) worden. Aangezien de moeder moeilijk in contact komt met de vader zijn er problemen gerezen rondom een ziekenhuisplaatsing van de minderjarige en de inschrijving op de basisschool. Hoewel de basisschool er mee akkoord is gegaan dat de minderjarige enkel en alleen met toestemming van de moeder is ingeschreven, laat het zich aanzien dat dit niet met alle te nemen gezagsbeslissingen zo zal uitvallen. Zo heeft de moeder, zo blijkt, onbestreden, uit de beschikking waarvan beroep, problemen gehad met het terugkeren van de minderjarige uit Soedan, waarbij zij zonder de toestemming van de vader niet kon vertrekken.
10.
Het hof is gezien de beschreven problemen van oordeel dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder alleen belast zal blijven met het gezag over de minderjarige.
11.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het in het belang van de minderjarige dat het gezamenlijk gezag over haar wordt beëindigd en dat de moeder alleen met het gezag over haar wordt belast.
12.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
13.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het ten aanzien van de proceskosten meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Van Leuven en Burgerhart bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2013.