ECLI:NL:GHDHA:2013:4579

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
22-001637-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1976, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. In eerste aanleg was hij veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast was er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van € 880,60.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 5 november 2013 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof oordeelde dat de dagvaarding voor het onder 4 ten laste gelegde niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering, waardoor dit onderdeel nietig werd verklaard. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de feiten 1, 2 en 3, waarbij hij hennep had geteeld en elektriciteit had gestolen. De verdachte werd vrijgesproken van het vierde feit, omdat de uitvoeringshandelingen onvoldoende waren omschreven.

De straf werd gematigd tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het hof het vierde feit niet bewezen achtte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en het arrest is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001637-13
Parketnummer: 09-645267-11
Datum uitspraak: 19 november 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 november 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij], toegewezen tot een bedrag van € 880,60 en is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij], opgelegd tot een bedrag van € 880,60, subsidiair 17 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 28 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 29 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 468 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 29 november 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 29 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een of meer plafond(s) en/of een of meer mu(u)r(en) en/of een afzuigkap en/of een meterkast en/of een elektriciteitsmeter en/of een of meer (keuken)deur(en), althans een of meer onderdelen van een pand (gelegen [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een hennepkwekerij in voornoemd pand te vestigen en/of elektriciteit weg te nemen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nietigheid van de dagvaarding
Het hof stelt vast dat de uitvoeringshandelingen van de vernieling in het onder 4 ten laste gelegde onvoldoende feitelijk zijn omschreven.
Het hof is van oordeel dat de dagvaarding in eerste aanleg voor wat betreft het onder 4 ten laste gelegde derhalve niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt en zal derhalve de dagvaarding te dien aanzien nietig verklaren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 28 november 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 29 november 2010 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV.

Hetgeen ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft hennep geteeld en aanwezig gehad. Hij heeft de daarvoor benodigde elektriciteit gestolen. Verdachte heeft hierbij gehandeld uit financieel gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen van illegale hennepteelt voor de volksgezondheid. Voorts heeft verdachte elektriciteit ten behoeve van die teelt gestolen. Dit is een ergerlijk feit dat financiële schade veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 oktober 2013 waaruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk en ook niet nadien voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat de redelijke termijn zodanig is overschreden – gelet op de datum van aanhouding van de verdachte op 3 december 2010 en de uiteindelijke behandeling van de zaak in eerste aanleg op 18 maart 2013, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer dertien maanden oplevert - dat daarmee bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
Het hof is alles afwegend van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden is. Het hof zal echter gelet op het opgetreden tijdsverloop bepalen dat een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen, zal worden opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.485,42.
Gelet op de beslissing tot nietigverklaring van het onder 4 ten laste gelegde in de inleidende dagvaarding, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg wat betreft het onder 4 ten laste gelegde nietig.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding .
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. M.C.R. Derkx en mr. B.A. Stoker-Klein, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 november 2013.
Mr. B.A. Stoker-Klein is buiten staat dit arrest te ondertekenen.