Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2012. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van ontucht met drie minderjarigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, maar de officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 29 november 2012 en 14 oktober 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefsters en de verdachte onderzocht, evenals de rapportage van een deskundige die de betrouwbaarheid van de verklaringen heeft beoordeeld. De deskundige concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters niet onafhankelijk waren en dat de verhoren niet volgens de richtlijnen waren uitgevoerd.
Op basis van deze bevindingen heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het onder 1 ten laste gelegde feit. Het hof heeft ook de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het proces, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. Het hof heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de feiten 2 en 3, omdat het hoger beroep niet gericht was tegen de vrijspraak van deze feiten. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.