Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak- en rolnummer rechtbank : 347120 / HA ZA 09-3044
Arrest van 2 april 2013
GOM SCHOONHOUDEN B.V.,
DE GEMEENTE ZOETERMEER,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
de mogelijkheid tot verlenging telkens voor een periode van 12 maanden, met een maximale duur van 5 jaar".
De grieven van GOM
- het achterlaten van bekers op bureautafels en dozen in verkeersruimtes,
- het afzeggen van overlegafspraken,
- organisatorische en/of operationele instructies van de gemeente die de werkzaamheden bemoeilijkten,
- het ontbreken van een behoorlijke opkomstruimte voor de instructie van haar personeel.
Verder heeft GOM nog gewezen op een door haar bij de inschrijving gemaakte fout, die zij in overleg met de gemeente wilde herstellen.
De rechtbank heeft hierin geen redenen gezien om tot het oordeel te komen, dat het niet behalen van het overeengekomen kwaliteitsniveau niet aan GOM kan worden toegerekend.
Tegen dit oordeel is grief 4 gericht.
- de gemeente had eerst een ingebrekestelling moeten doen uitgaan,
- de gemeente verkeerde in schuldeisersverzuim,
- de op 24 september 2008 gemaakte afspraken hadden moeten leiden tot onderhandelingen over beëindiging van de overeenkomst, hetgeen eenzijdige ontbinding uitsloot,
- nakoming door GOM was niet blijvend onmogelijk.
De rechtbank heeft deze stellingname verworpen.
Het hof zal over deze grieven oordelen aan de hand van zijn eigen zienswijze met betrekking tot de vordering van de gemeente.
"
4.2.1 Ten aanzien van de aanneemsom voor de interimperiode van (aanvankelijk) een jaar, wenst de Gemeente te benadrukken dat een dergelijke aanneemsom per definitierelatiefhoger is dan een aanneemsom voor de gebruikelijke contractsperiode van vijf jaar. Bovendien zag de Gemeente zich gedwongen om in een zeer kort tijdsbestek een vervanger voor Gom te zoeken, hetgeen eveneens(enig) prijsopdrijvend effect heeft gehad op de aanneemsom."
inhoudelijk nader voorbereid en gerectificeerd op 17 augustus 2009".
CSU
rond de 15%" van, naar het hof begrijpt, de met haar overeengekomen prijs. Hierop is enige toelichting, maar niet een cijfermatige onderbouwing gegeven. Het hof neemt dan ook aan dat CSU zich hierbij tevens door ervaring en intuïtie heeft laten leiden.
- in hoeverre moet er inderdaad rekening gehouden worden met de door GOM aan de orde gestelde prijsindexering ?
- in hoeverre kan de door de gemeente aangenomen aftrek van 50% voor juist gehouden worden, nu dat percentage na bestudering van de als productie 64 bij de akte van 20 april 2011 gevoegde lijsten voor tegenspraak vatbaar lijkt ?
Voorts acht het hof het gewenst dat beide partijen de door hen genoemde percentages als bedoeld sub 6.12 en 6.13 verder onderbouwen.
Het hof verwerpt deze grief. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank over de toelaatbaarheid van de wijziging van eis. Wat GOM aanvoert met betrekking tot de toepassing van artikel 21 Rv overtuigt het hof niet. Met dit artikel wordt beoogd het achterhouden of verdoezelen van voor de beslissing relevante feiten uit te bannen, maar het doet geen afbreuk aan de partijautonomie ten aanzien van de omvang van het geschil. Het artikel noemt geen tijdstip waarop de nodige gegevens worden verstrekt. In principe legt het artikel dus een voortdurende verplichting op, maar dat laat onverlet dat een partij binnen zekere marges, mede bepaald door hetgeen de wederpartij in het geding te berde brengt, haar stellingen in de loop van het geding mag aanvullen. Evenmin als de rechtbank ziet het hof in de wijze van procederen van de gemeente aanleiding artikel 21 Rv geschonden te achten.
Bij gebreke van een (kenbare) deugdelijke onderbouwing ziet het hof geen grond voor toewijzing van dit deel van het gevorderde.
De grieven van de gemeente
Deze grief mist doel. Het oorspronkelijke contract tussen de gemeente en GOM voorzag wel in een mogelijkheid van verlenging ervan na drie jaar, maar in de desbetreffende bepaling wordt in het midden gelaten hoe deze tot stand kan worden gebracht. De gemeente kan verlenging tegengaan door een daartoe strekkende mededeling, waarbij een termijn van twee maanden in acht moet worden genomen, maar niet is voorzien in het tegendeel, dus een verlenging door een eenzijdige mededeling van de gemeente. Daarom moet naar het oordeel van het hof aangenomen dat voor een verlenging het bereiken van wilsovereenstemming tussen partijen noodzakelijk is, in beginsel binnen de eerste periode van drie jaar. Die wilsovereenstemming kan wel onder omstandigheden stilzwijgend tot stand komen, maar daarmee is niet gegeven dat GOM zich al op voorhand verbonden heeft om de overeenkomst, zo de gemeente dat wenst, vijf jaar van kracht te doen zijn. De rechtbank heeft daarom op goede gronden de jaren 2011 en 2012 buiten beschouwing gelaten.
Indien de overeenkomst met GOM in stand gebleven was, had de gemeente uiterlijk na vijf jaar een nieuwe aanbesteding moeten houden. De daarmee gemoeide kosten zijn als gevolg van de ontbinding ten hoogste drie jaar vervroegd, hetgeen tot een renteverlies leidt. Gezien de zeer lage rentestanden in de jaren 2009-2012 becijfert het hof dat verlies op ten hoogste € 40.000,- x 2% (rentevoet) x 3 jaar = € 2.400,-. Deze schadepost zal betrokken worden bij het onderzoek dat het hof wenselijk acht om na te gaan of de zaak zich, na voortprocederen over de punten die bij de bespreking van de grieven van GOM aan de orde zijn geweest, leent voor een minnelijke regeling. Het eindoordeel over grief 4 wordt mitsdien eveneens aangehouden.
Conclusies
Beslissing
- laat de gemeente toe tot het leveren van bewijs als uiteengezet in voormelde rechtsoverweging 6.7;
- bepaalt dat, indien de gemeente getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.C.N.B. Kaal, op
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juli tot en met oktober van 2013, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- bepaalt dat de gemeente, indien zij ter uitvoering van de bewijslevering producties in het geding wenst te brengen, dit zal doen bij akte en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 7 mei 2013;
- verstaat dat GOM zich bij antwoordakte daarover zal kunnen uitlaten ter rolzitting van vier weken nadien;
- bepaalt dat partijen zich elk bij afzonderlijke akte uitlaten over de in rechtsoverweging 6.18 genoemde vraagpunten en dat zij elk bij antwoordakte mogen reageren;
- verwijst de zaak ook hiertoe naar de rolzitting van 7 mei 2013 en bepaalt dat de antwoordaktes vier weken nadien worden overgelegd;
- beveelt partijen om, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de raadsheer-commissaris voornoemd, en wel in aansluiting op voormeld getuigenverhoor althans, wanneer een tegenverhoor plaatsvindt, in aansluiting op het tegenverhoor, dan wel, wanneer geen getuigenverhoor en tegenverhoor plaatsvinden, op de hiervóór dan wel door de raadsheer-commissaris nader bepaalde plaats en tijd;
- houdt iedere verdere beslissing aan.