Uitspraak
GERECHTSHOF Den Haag
Afdeling Civiel recht
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
3.Beslissing
- € 299,- griffierecht
- € 1.896,- salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een pseudo-gemeenschap tussen een man en een vrouw die samenwoonden zonder een samenlevingsovereenkomst. De man is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn vorderingen in conventie en in reconventie zijn afgewezen. De man vorderde de helft van het saldo van een gezamenlijke spaarrekening, dat hij op € 9.466,52 stelde, en betwistte dat de pseudo-gemeenschap was afgewikkeld. De vrouw daarentegen stelde dat zij de pseudo-gemeenschap wel degelijk had afgewikkeld door onder andere een bedrag van € 2.000,- aan de man over te maken en een auto aan hem over te dragen.
Het hof oordeelt dat er geen goederenrechtelijke gemeenschap tussen partijen heeft bestaan, maar dat er wel verbintenisrechtelijke aanspraken zijn. De vrouw heeft voldoende aangetoond dat zij de pseudo-gemeenschap heeft afgewikkeld. Het hof volgt de vrouw in haar stelling dat de betalingen en de eigendomsoverdracht van de auto in het kader van de verdeling van de bankrekeningen zijn gedaan. De man heeft zijn vordering onvoldoende onderbouwd en zijn grieven worden verworpen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de man in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2013.