ECLI:NL:GHDHA:2013:4938

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-002615-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en vrijheidsberoving met wapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1985, was samen met mededaders betrokken bij een ernstige mishandeling van een slachtoffer op 25 oktober 2011 in Schelluinen. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling, vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van wapens. In eerste aanleg was de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken, maar in hoger beroep werd de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer uit zijn auto hadden gesleurd, hem hadden mishandeld en vervolgens zijn vrijheid hadden ontnomen door hem vast te binden en in een auto te plaatsen. De verdachte had ook wapens in zijn bezit, waaronder een gasdrukwapen en een stroomstootwapen. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het primair ten laste gelegde, waarvoor hij werd vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en dat de verdachte en zijn mededaders geen rechtvaardiging hadden voor hun gewelddadige handelen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002615-12
Parketnummer: 11-860653-11
Datum uitspraak: 10 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 10 mei 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair (met partiële vrijspraak van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’), 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
12
maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [benadeelde partij] uit zijn auto hebben/heeft gesleurd en/of - die [benadeelde partij] tegen/op het hoofd en/of het lichaam hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- die [benadeelde partij] tegen de grond hebben/heeft gewerkt en/of (vervolgens) zijn/is doorgaan met schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen/op het hoofd en het lichaam en/of
- met een hard voorwerp op het hoofd van die [benadeelde partij] hebben/heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een gebroken bovenkaak en/of twee losse (voor)tanden, waarvan verwijdering noodzakelijk was en/of een kneuzing van de (rechter)long en/of een gebroken neus en/of een breukje van de wand van de kaakholte (links)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- uit zijn auto te sleuren en/of
- tegen/op het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- tegen de grond te werken en/of (vervolgens) door te gaan met schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen/op het hoofd en het lichaam en/of
- met een hard voorwerp op het hoofd te slaan;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
- die [benadeelde partij] uit zijn auto hebben/heeft gesleurd en/of - die [benadeelde partij] tegen/op het hoofd en/of het lichaam hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- die [benadeelde partij] tegen de grond hebben/heeft gewerkt en/of (vervolgens) zijn/is doorgaan met schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen/op het hoofd en het lichaam en/of
- met een hard voorwerp op het hoofd van die [benadeelde partij] hebben/heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet de handen en voeten van die [benadeelde partij] vastgebonden met tape en/of elektriciteitsdraad en/of (vervolgens) die [benadeelde partij] in (zwaar) gewonde toestand in een auto geplaatst en die auto (vervolgens) afgesloten;
3.
hij op of omstreeks 26 oktober 2011 te Druten een wapen van categorie I onder 7˚, te weten en gasdrukwapen (met onder andere het opschrift “A-101 1,5mm (88 cal)”), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (Walther P88 Compact)
en/of
een CS-gaswapenstok, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6˚
en/of
een wapen van categorie II onder 5˚, te weten een zogenaamd stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht voorhanden heeft gehad;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, alsmede dat hij ter zake van het onder 1 subsidiair (met bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’), 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
6
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.

Overwegingen

In reactie op de standpunten zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht door de advocaat-generaal en de raadsman – beide op gronden als nader omschreven in hun overgelegd schriftelijk requisitoir en pleidooi – overweegt het hof als volgt.
Voorbedachten rade feit 1 subsidiair
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte en zijn mededaders niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben mishandeld met voorbedachten rade. Dat de verdachte en zijn medeverdachten in overleg met elkaar een afspraak met het slachtoffer hadden gearrangeerd, doet daaraan niet af, nu niet is gebleken dat in het onderling overleg tussen de verdachte en zijn mededaders aan de orde is geweest dat het slachtoffer mishandeld zou worden.
Medeplegen feiten 1 en 2
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte en zijn mededaders op voorhand afspraken hebben gemaakt over de ontmoeting met het slachtoffer en dat zij vervolgens in drie verschillende auto’s ter plaatse zijn gegaan.
Aldaar werd de auto van het slachtoffer geblokkeerd en werd het slachtoffer door de medeverdachten uit zijn auto getrokken, vastgehouden en getrapt. De verdachte was niet betrokken bij het uit de auto sleuren van het slachtoffer, maar hij heeft zich gedurende de daarop volgende gebeurtenissen niet onbetuigd gelaten en hij heeft door het slachtoffer te schoppen en door tape te pakken actief bijgedragen aan de zware mishandeling en vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat sprake is van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat sprake is van medeplegen in strafrechtelijke zin.
De omstandigheid dat de verdachte op enig moment gedurende de gebeurtenissen heeft geprobeerd verdere escalatie te voorkomen doet aan het vorenstaande niet af.
Wederrechtelijkheid en schuld feit 2
De raadsman heeft gesteld dat de vrijheidsberoving van het slachtoffer niet wederrechtelijk is geweest, nu de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer wilden aanhouden in verband met de verduistering van een auto.
Het hof overweegt hieromtrent dat nu verduistering geen voortdurend delict is, er in casu geen sprake was van een gerechtvaardigde burgeraanhouding op heterdaad als bedoeld in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd hebben gehouden.
Door de raadsman is gesteld dat de verdachte zou hebben gedwaald omtrent zijn bevoegdheid. Uit niets blijkt echter dat de verdachte en/of zijn mededaders zich op enigerlei wijze hebben geïnformeerd over het al dan niet geoorloofd zijn van hun handelen. Nu dit verweer ook overigens niet nader is onderbouwd, wordt het door het hof verworpen.
Ten overvloede overweegt het hof dat zelfs indien sprake zou zijn geweest van een gerechtvaardigde aanhouding op heterdaad de verdachte en zijn mededaders nog altijd hebben verzuimd om de politie onverwijld in kennis te stellen van deze aanhouding, waardoor de vrijheidsberoving te lang heeft geduurd.
Zoals hiervoor overwogen houdt het hof de verdachte mede verantwoordelijk voor het van de vrijheid beroofd houden van het slachtoffer. Het hof is van oordeel dat niet boven redelijke twijfel is verheven of de verdachte mede verantwoordelijk is geweest voor het beroven van het slachtoffer van zijn vrijheid. Daartoe wordt overwogen dat de verdachte pas in beeld komt nadat het slachtoffer reeds door één van de mededaders is vastgepakt en tegen de grond gewerkt, terwijl niet bewezen kan worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs diende te vermoeden dat dit zou gaan gebeuren. De verdachte zal mitsdien van dit bestanddeel worden vrijgesproken en uitsluitend worden veroordeeld voor het bestanddeel ‘beroofd houden’.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
subsidiair:
hij op 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken bovenkaak en twee losse (voor)tanden, waarvan verwijdering noodzakelijk was en een kneuzing van de (rechter)long en een gebroken neus en een breukje van de wand van de kaakholte (links)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en/of te trappen en (vervolgens) door te gaan met schoppen en/of trappen tegen het hoofd en het lichaam;
2.
hij op 25 oktober 2011 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat opzet de handen en voeten van die [benadeelde partij] vastgebonden met tape en elektriciteitsdraad en (vervolgens) die [benadeelde partij] in (zwaar) gewonde toestand in een auto geplaatst en die auto (vervolgens) afgesloten;
3.
hij op 26 oktober 2011 te Druten een wapen van categorie I onder 7˚, te weten en gasdrukwapen (met onder andere het opschrift “A-101 1,5mm (88 cal)”), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (Walther P88 Compact)
en
een CS-gaswapenstok, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6˚
en
een wapen van categorie II onder 5˚, te weten een zogenaamd stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan zware mishandeling, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Aldus handelende heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verder hebben de verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van dezelfde persoon die door hen zwaar is mishandeld. Door hun handelwijze hebben zij inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Dat het slachtoffer één van de medeverdachten zou hebben opgelicht, is geen rechtvaardiging voor een dergelijke wijze van eigenrichting. Tenslotte heeft de verdachte thuis een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een CS-gaswapenstok en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich mee brengt.
Het hof is - alles overwegende en evenals de eerste rechter - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezendat de verdachte het
onder 1 primairten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezendat de verdachte het
onder 1 subsidiair, 2 en 3ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (
twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (
vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. M. Moussault en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 oktober 2013.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.