In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1985, was samen met mededaders betrokken bij een ernstige mishandeling van een slachtoffer op 25 oktober 2011 in Schelluinen. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling, vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van wapens. In eerste aanleg was de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken, maar in hoger beroep werd de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer uit zijn auto hadden gesleurd, hem hadden mishandeld en vervolgens zijn vrijheid hadden ontnomen door hem vast te binden en in een auto te plaatsen. De verdachte had ook wapens in zijn bezit, waaronder een gasdrukwapen en een stroomstootwapen. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het primair ten laste gelegde, waarvoor hij werd vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en dat de verdachte en zijn mededaders geen rechtvaardiging hadden voor hun gewelddadige handelen.