ECLI:NL:GHDHA:2013:4950

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
22-005204-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. In eerste aanleg was hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 mei 2009 tot en met 13 augustus 2009 opzettelijk hennep heeft geteeld in een pand aan [adres] te 's-Gravenhage en elektriciteit heeft gestolen van Eneco Services BV. De verdachte heeft tijdens de zittingen in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. Het hof heeft daarbij onder andere gekeken naar het proces-verbaal van aanhouding en de verklaringen van de verdachte.

De strafmaat is door het hof herzien. In plaats van de eerder opgelegde taakstraf van 90 uren, heeft het hof een taakstraf van 84 uren opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005204-12
Parketnummer: 09-665054-11
Datum uitspraak: 16 september 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 31 oktober 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1964,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2009 tot en met 13 augustus 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 373, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 mei 2009 tot en met 13 augustus 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Eneco Services BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat blijkens de rapportage van Ecoloss Services B.V. een onderzoek is verricht naar de hennepkwekerij aangetroffen op het adres [adres 2] te 's-Gravenhage, terwijl uit het dossier niet blijkt dat de hennepkwekerij bij de verdachte aangetroffen op het adres [adres] te
's-Gravenhage is onderzocht, een en ander als vermeld in de door hem overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het proces-verbaal van aanhouding (blz. 14-16) blijkt dat opsporingsambtenaren naar aanleiding van een melding van flinke wateroverlast op het adres [adres 2] ter plaatse zijn gegaan. Vervolgens hebben zij bij de bovenbuurman op nummer 9, zijnde de woning van de verdachte, aangebeld. Verdachte was aldaar ter plaatse en na betreding van dat pand hebben de opsporingsambtenaren daar een hennepkwekerij aangetroffen. In het proces-verbaal bevinden zich door de politie gemaakte foto’s van deze hennepkwekerij (blz. 27 t/m 33).
Naar het oordeel van het hof staat op grond van het proces-verbaal van aanhouding, alsmede de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep buiten redelijke twijfel vast dat een hennepkwekerij op het adres [adres] is aangetroffen, zijnde de woning van de verdachte, temeer nu uit de rapportage van Ecoloss Services B.V. blijkt dat de hennepkwekerij zich in een woning op de tweede etage bevond, hetgeen strookt met het proces-verbaal van aanhouding. Het feit dat genoemde rapportage over nummer 7 spreekt, berust derhalve op een kennelijke misslag.
De enkele omstandigheid dat de opsomming van aangetroffen goederen door de opsporingsambtenaren niet alle goederen bevat die blijkens het rapport van Ecoloss Services B.V.in het pand aanwezig waren maakt dit oordeel niet anders, nu aannemelijk is dat Ecoloss Services B.V. een nader onderzoek heeft gedaan in het pand en een meer complete opsomming heeft gemaakt van de aangetroffen goederen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ten laste gelegde periode
De verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het appartementsrecht van de woning aan de [adres] te 's-Gravenhage op 2 juni 2009 in eigendom heeft verkregen. Dit vindt steun in het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde uittreksel uit het Kadaster “vaststelling voorwaarden hypotheekveiling [adres] te 's-Gravenhage”.
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat de veroordeelde op 2 juni 2009 het eigendomsrecht op de woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage heeft verkregen.
Nu in het dossier iedere aanwijzing ontbreekt dat de verdachte vóór 2 juni 2009 de beschikking heeft gehad over het pand en derhalve voordien geen activiteiten heeft kunnen ontplooien teneinde daar een hennepkwekerij op te bouwen, heeft, naar het oordeel van het hof, 2 juni 2009 als eerste datum te gelden waarop met de opbouw van de hennepkwekerij een aanvang kan zijn gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van
2 juni2009 tot en met 13 augustus 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 373 hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van
2 juni2009 tot en met 13 augustus 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Eneco Services BV.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van
60
uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en aan diefstal van elektriciteit. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij aldus een aandeel heeft willen leveren in de verspreiding van verdovende middelen, zich daarbij heeft laten leiden door financieel gewin en geen oog heeft gehad voor de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kunnen voortvloeien.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2013, waaruit blijkt dat de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder zes maal wegens het begaan van Opiumwetdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte de feiten heeft gepleegd in 2009 en dat hij sindsdien geen nieuwe strafbare feiten heeft begaan.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM, nu de berechting in eerste aanleg niet binnen twee jaar heeft plaatsgevonden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat in plaats van de overwogen taakstraf voor de duur van
90 uren, een taakstraf voor de duur van 84 uren met aftrek van voorarrest, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
84 (vierentachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. J.M. van de Poll en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 september 2013.
mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.