ECLI:NL:GHDHA:2013:5266

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-002108-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meermalen handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Den Haag was veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en het telen daarvan, alsook van diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte feiten die zich afspeelden in 's-Gravenhage en Alphen aan den Rijn, waarbij de verdachte in verschillende periodes hennepplanten in zijn bezit had en elektriciteit had gestolen van Stedin Netbeheer B.V.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de zittingen in eerste aanleg en in hoger beroep. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen handelen in strijd met de Opiumwet, wat resulteerde in een gevangenisstraf van één jaar. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de openbare orde in overweging heeft genomen. De verdachte had eerder al veroordelingen op zijn naam staan, wat meegewogen is in de strafmaat.

De uitspraak benadrukt de schadelijke gevolgen van hennepgebruik en de bijbehorende criminaliteit, evenals de financiële schade en overlast die voortkomen uit diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één jaar toegewezen, met aftrek van voorarrest. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002108-13
Parketnummers: 09-723148-12 en 09-714618-12
Datum uitspraak: 20 november 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 april 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortejaar] 1965,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 november 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-723148-12:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) ongeveer 182 gram en/of ongeveer 4368, althans een (groot) aantal stekken van hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks de periode van 2 juli 2010 tot en met 26 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 182 gram hennep en/of ongeveer 4368, althans een groot aantal stekken van hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2010 tot en met 26 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V. , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 27 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) ongeveer 1850 gram en/of ongeveer 669, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2011 tot en met 27 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1850 gram hennep en/of ongeveer 669, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2011 tot en met 27 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Zaak met parketnummer 09-714618-12
1.
hij op of omstreeks 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3]) een hoeveelheid van ongeveer 5603, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2011 tot en met 29 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3]) een hoeveelheid van ongeveer 403, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2011 tot en met 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 105 hennepstekjes, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 31 maart 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] in zijn, verdachtes, (kappers)zaak heeft opgesloten en/of (vervolgens) is weggereden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-723148-12:
1.
hij op 27 juni 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres]
150gram
hennepen stekken van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
2.
hij
inde periode van
1 juni 2011tot en met 26 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid stekken van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
3.
hij in de periode van
1 juni 2011tot en met 26 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V.;
4.
hij op 27 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] 1850 gram
hennepen 669 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij in de periode van 14 maart 2011 tot en met 27 juni 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van 1850 gram hennep en 669, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 14 maart 2011 tot en met 27 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V.;
Zaak met parketnummer 09-714618-12:
1.
hij op 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 3] een hoeveelheid van 5603 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;2.
hij in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 29 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 3] een hoeveelheid van 403 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij 1];
4.
hij op 30 december 2011 te Alphen aan den Rijn opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 105 hennepstekjes, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij op 31 maart 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, met dat opzet die [benadeelde partij 2] en benadeelde partij 3] in zijn, verdachtes, kapperszaak heeft opgesloten en vervolgens is weggereden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1 t/m 3 op de dagvaarding met parketnummer 09-723148-12
I.
Tijdens de binnentreding in de woning aan de [adres] zijn de artikelen 1 lid 1, 2 lid 1 en 6 van de Algemene wet op het binnentreden overtreden. Door deze drie onherstelbare vormverzuimen kan de afgegeven machtiging tot het binnentreden in die woning niet worden bestempeld als geldige machtiging, waardoor vast staat dat de binnentreding aan de [adres] onrechtmatig is geweest. Dit impliceert dat de aangetroffen hennep en hennepgerelateerde goederen in het kader van de ten laste gelegde feiten van het bewijs moeten worden uitgesloten.
II.
De verbalisanten hebben in de woning aan de [adres] 31 doorzoekhandelingen verricht, terwijl daarvoor geen machtiging was afgegeven door de rechter-commissaris. Hierdoor hebben de doorzoekhandelingen onrechtmatig plaatsgevonden met als gevolg dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Dit onherstelbare vormverzuim leidt ertoe dat de aangetroffen 4368 hennepstekken in het kader van de ten laste gelegde feiten moet worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van feit 4 t/m 6 op de dagvaarding met parketnummer 09-723148-12
Eén van de verbalisanten die de woning aan de [adres 2] is binnengetreden heeft een doorzoekhandeling - te weten het openen van de ritssluiting van een zwarte soort tent die zich in die woning bevond – verricht, terwijl er geen machtiging tot doorzoeking van die woning door een rechter-commissaris was afgegeven. Dit betekent dat de verbalisant deze doorzoekhandeling niet had mogen verrichten. Aldus dienen de in die tent aangetroffen 122 hennepplanten te worden uitgesloten voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 t/m 3 op de dagvaarding met parketnummer 09-714618-12
I.
De woning aan de [adres 3] is puur en alleen op basis van CIE-informatie binnengetreden. Het is niet zo, zoals de rechtbank ten onrechte heeft overwogen, dat de constatering dat alle ramen en deuren waren geblindeerd en dat op één van de ramen van de woning condens zat, bij de politie het vermoeden heeft versterkt dat er zich in die woning een hennepkewekerij bevond. De CIE-informatie is niet nader onderzocht.
II.
Er is ook overigens onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van de feiten 1 t/m 3 te komen.
Ten aanzien van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 09-714618-12
Cliënt heeft de heer en mevrouw [benadeelde partij] duidelijk gemaakt dat als zij niet weg zouden gaan hij de deur achter zich op slot zou doen. Nu de heer en mevrouw [benadeelde partij] niet zijn weggegaan, hebben zij de vrijheidsberoving vrijwillig ondergaan en is er geen sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van feit 1 t/m 3 op de dagvaarding met parketnummer 09-723148-12
I.
Uit het proces-verbaal van aanhouding en het relaas proces-verbaal blijkt dat de politie de woning aan de [adres] is binnengetreden om - in verband met de executie van een openstaand vonnis – de persoon [medeverdachte] aan te houden, die op dat adres stond ingeschreven.
Het hof overweegt dat, wat er verder ook zij van de geldigheid en het gebruik van de machtiging tot binnentreden die was afgegeven voor de woning aan de [adres], de hennep en de hennepstekken eerst na het binnentreden in die woning ter aanhouding van [medeverdachte] zijn aangetroffen (zonder dat daarvoor enige opsporingshandeling anders dan waarneming van de stekken en de drogerij benodigd was) en dat naar aanleiding daarvan het onderzoek naar de in de onderhavige zaak vervolgde strafbare feiten is aangevangen.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat hetgeen de raadsman als vormverzuim heeft aangevoerd niet is te beschouwen als vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek in de onderhavige zaak, zodat geen aanleiding bestaat om daaraan in deze zaak op voet van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering rechtsgevolgen – zoals bewijsuitsluiting - te verbinden. Het hof verwerpt het verweer.
II.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken kan worden opgemaakt dat de opsporingsambtenaren in de badkamer op de tweede etage, naast de toiletpot, een grote teil met daarin hennepstekjes hebben aangetroffen. Voorts hebben de opsporingsambtenaren in de manshoge voorraadkast op de begane grond een doorzichtige gripzak met 150 gram hennep aangetroffen. In het kader van de poging tot aanhouding van [medeverdachte] waren de betrokken opsporingsambtenaren bevoegd deze ruimten te betreden teneinde te onderzoeken of de aan te houden persoon zich bevond in deze ruimten. Na betreding van deze ruimten namen zij de stekken en de hennep waar zonder dat verdere opsporingshandelingen/ doorzoekingshandelingen verricht zijn.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet waren de opsporingsambtenaren in het onderhavige geval vervolgens bevoegd tot het betreden van de woning teneinde aldaar zoekend rond te kijken en voor de hand aangetroffen voorwerpen in beslag te nemen. Naar ’s hofs oordeel valt de inbeslagname van de bewezenverklaarde stekken en hennep binnen de bevoegdheden van artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet en is van doorzoekingshandelingen geen sprake geweest, zodat de resultaten van die inbeslagname onverkort tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Het hof zal het verweer van de raadsman in zoverre verwerpen.
Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van de overigens aangetroffen hoeveelheid hennep en hennepstekken kan het gevoerde verweer voor zover het de tenlastelegging in zoverre betreft, onbesproken blijven.
Ten aanzien van feit 4 t/m 6 op de dagvaarding met parketnummer 09-723148-12
Het hof stelt op basis van de zich in het dossier bevindende stukken vast dat de tent waarvan de ritssluiting is geopend een zogenaamde kweektent betrof die zich in een vertrek op de tweede verdieping bevond. Gelet op het soort tent, de plek waar deze tent is aangetroffen alsook de omstandigheid dat eerder die dag reeds een hennepkwekerij in een andere woning van de verdachte – te weten de [adres] - was aangetroffen, kan het openen van de ritssluiting naar ’s hofs oordeel niet worden aangemerkt als doorzoekingshandeling, maar als uitoefening van de bevoegdheid die de opsporingsambtenaar ex artikel 9, eerste lid, van de Opiumwet toekwam. Het hof verwerpt het verweer.
Ten aanzien van feit 1 t/m 3 op de dagvaarding met parketnummer 09-714618-12
I.
Het hof overweegt evenals de rechtbank dat de door de politie ontvangen CIE-informatie zeer specifiek was. In de informatie werd zelfs het kenteken van een auto genoemd die bij de hennepteelt betrokken zou zijn geweest. Voorts heeft de politie, weliswaar nadat de machtiging tot binnentreden was afgegeven maar voorafgaand aan het van de machtiging gemaakte gebruik, waartegen het verweer is gericht, ter plaatse geconstateerd dat alle ramen en deuren waren geblindeerd en dat op één van de ramen van de woning condens zat, hetgeen het vermoeden dat er zich in de woning een hennepkwekerij bevond heeft versterkt. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat de woning aan de [adres 3] puur en alleen op basis van CIE-informatie is binnengetreden en is het resultaat van het binnentreden rechtmatig verkregen en bruikbaar voor het bewijs. Ten overvloede wijst het hof erop dat naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 29.11.2011, LJN BP8497) de bevoegdheden ingevolge art. 9 Opiumwet op alleen CIE-informatie uitgeoefend mogen worden. Het hof verwerpt het verweer.
II.
Het hof overweegt dat de weerlegging van dit verweer in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen besloten ligt.
Ten aanzien van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 09-714618-12
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de heer en mevrouw [benadeelde partij] door verdachte wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd. De enkele omstandigheid dat mevrouw [benadeelde partij] en haar echtgenoot de kapperszaak niet wilden verlaten impliceert in het geheel niet dat zij verdachte (impliciet) toestemming hebben gegeven hen daar op te sluiten en de opsluiting derhalve ‘vrijwillig’ hebben ondergaan. Ook overigens zijn geen omstandigheden gebleken die maken dat verdachte het recht had hen op deze wijze van hun vrijheid te beroven. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 2 en 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 3 en 6 bewezen verklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 2 en 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 3 bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 5 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde alsook het in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het meermalen handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, het meermalen handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod alsook meerdere diefstallen van elektriciteit. Hennep is voor de gezondheid van de gebruikers een schadelijke stof. Het gebruik van hennep is ook bezwarend voor de samenleving, niet alleen uit oogpunt van volksgezondheid, maar ook vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Door aldus te handelen heeft de verdachte de risico’s die dergelijke delicten opleveren voor de volksgezondheid en de openbare orde veronachtzaamd. Daarnaast is de diefstal van elektriciteit niet alleen ergerlijk, maar veroorzaakt het financiële schade en doorgaans ook overlast en gevaar. Voorts heeft de verdachte zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee personen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van die personen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens vertredingen van de Opiumwet en andersoortige feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet zal het hof de teruggave gelasten van de op beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen, te weten 9 rollen Nederlands geld ter waarde van € 200,-. Niet kan worden vastgesteld dat deze rollen met geld zijn verkregen door middel van handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft hierbij mede gelet op de omstandigheid dat verdachte ook een kapperswinkel had en rollen met geld voor een dergelijke zaak niet ongebruikelijk zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 282 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-723148-12 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 09-714618-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 9 rollen Nederlands geld ter waarde van € 200,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. R.M. Bouritius en mr. H. van den Heuvel, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 november 2013.
Mr. R.M. Bouritius is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.