Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
1.De verdere loop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- Op basis van een daartoe strekkende overeenkomst is de intentie uitgesproken dat Vitatem in (delen van) de [naam verbonden vennootschappen] (zijnde een aantal met elkaar verbonden vennootschappen, waaronder [geïntimeerde 2], waarin [geïntimeerde 1] direct of indirect belang had) zal participeren en heeft Vitatem vooruitlopend op een dergelijke participatie gelden - al dan niet in de vorm van leningen - aan een of meer onderdelen van die groep verstrekt en zijn er meerdere afspraken tussen Vitatem en (delen van) de groep gemaakt.
- Op 17 juni 2011 is tussen de ontvanger van de belastingdienst/rivierenland/ kantoor Nijmegen en de [naam verbonden vennootschappen] een overeenkomst tot stand gekomen (productie 64 van [geïntimeerden]) waarbij in wezen door de ontvanger van inning van een aanzienlijk deel van de belastingschuld van de groep werd afgezien onder - onder meer - de voorwaarde dat vóór 1 juli 2011 een bedrag van € 1, 4 miljoen door de groep aan belasting werd betaald.
- Bij brief van 23 augustus 2011 (productie 63) heeft de ontvanger bericht de hiervoor genoemde datum van 1 juli 2011 te willen vervangen door 1 januari 2012, onder - onder meer - de voorwaarde dat uiterlijk op 12 september 2011 Vitatem zich jegens de ontvanger, als borg (voor de betaling door de "[geïntimeerde 2] c.s." van € 1,4 miljoen uiterlijk op 1 januari 2012) jegens de ontvanger zou verbinden. Daarbij verlangde de ontvanger dat een eerder concept van de akte van borgstelling op een aantal punten zou worden gewijzigd.
- Bij brief van 28 september 2011 heeft de ontvanger er mee ingestemd dat de betaling van de belastingen uiterlijk op 1 april 2012 zou geschieden en de borgstelling uiterlijk 5 oktober 2011 zou worden verstrekt.
- Bij brief van - eveneens - 28 september 2011 heeft Vitatem jegens onder meer [geïntimeerden] kenbaar gemaakt dat zij zich terugtrok als potentiële participant in (delen van) de [naam verbonden vennootschappen]. Aan de ontvanger heeft Vitatem op 29 september 2011 geschreven dat zij geen borgstelling zal afgeven.
Gesteld noch gebleken is dat Vitatem bij de borgstelling een ander belang had dan het belang dat zij zou hebben ingeval de participatie gerealiseerd zou worden. Als participant zou zij profiteren van de vermindering van de betalingsverplichting jegens de belastingdienst (aldus ook [geïntimeerden] in de pleitnotities onder 46). In dat licht gezien kan het verweer van Vitatem, inhoudende dat zodra het haar duidelijk was dat zij een goede reden had om van de participatie af te zien, zij - als gevolg van het niet vervuld zijn van een voorwaarde, het bestaan van een wilsgebrek of gewijzigde omstandigheden - ook gerechtigd was om van de jegens de belastingdienst nog niet gerealiseerde borgstelling af te zien, naar voorlopig oordeel niet als ongegrond worden aangemerkt. Daarbij is in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerden] door de gestelde afspraak dat Vitatem zich borg zou stellen, in een nadeliger positie zijn geraakt dan de positie waarin zij zouden hebben verkeerd in het geval die afspraak niet zou zijn gemaakt. Meer in het bijzonder is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerden] destijds de mogelijkheid hadden om een ander zich ten behoeve van hen borg te laten stellen jegens de belastingdienst en dat zij die mogelijkheid onbenut hebben gelaten omdat Vitatem zich bereid had getoond de borgtocht af te geven.