Rolnummer: 22-000087-13
Parketnummer: 09-817001-13
Datum uitspraak: 7 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
2 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte tussen 31 december 2013 te 12:00 uur en 1 januari 2014 te 12:00 uur uitsluitend in zijn woning zal verblijven (GBA-adres) en zich gedurende die periode niet op de openbare weg zal bevinden. De vordering tot gevangenneming van de officier van justitie is afgewezen. Over de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is beslist zoals is vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De appelmemorie d.d. 3 januari 2013 van de officier van justitie komt er in de kern op neer dat het Openbaar Ministerie van oordeel is dat gewelds- of andere delicten die zijn gepleegd tijdens en rond de jaarwisseling zwaarder bestraft dienen te worden dan delicten die zijn gepleegd op een willekeurige andere dag. Volgens het Openbaar Ministerie dient in ieder geval sprake te zijn van een strafverhoging van 100 procent, terwijl bij geweld tegen hulpverleners een verhoging van 200 procent zou moeten gelden.
Omdat de onderhavige feiten zijn gepleegd tijdens de jaarwisseling en omdat de slachtoffers politieambtenaren in functie zijn, kan het Openbaar Ministerie zich niet verenigen met de in eerste aanleg opgelegde straffen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer (andere) ambtenaren van politie Haaglanden heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde ambtenaren dreigend de woorden toegevoegd: Jullie komen nog wel" en/of "Ik weet al waar [naam] woont; ik kom ook wel te weten waar jullie wonen; ik ben degene die het laatst lacht; nu is het oorlog en/of "Ik kom jullie opzoeken" en/of Ik maak jullie kapot; jullie moeten uitkijken; nu gaat het beginnen en/of Niemand van jullie is meer veilig" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer (andere) ambtenaren van politie Haaglanden gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, de politietaak belast in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn snotneuzen" en/of "Kankerjoden" en/of "Stelletje kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee - ten aanzien van de strafoplegging - niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 januari 2013 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een andere ambtenaar van politie Haaglanden heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde ambtenaren dreigend de woorden toegevoegd: "Jullie komen nog wel" en "Ik weet al waar [naam] woont; ik kom ook wel te weten waar jullie wonen; ik ben degene die het laatst lacht; nu is het oorlog en "Ik kom jullie opzoeken" en Ik maak jullie kapot; jullie moeten uitkijken; nu gaat het beginnen en Niemand van jullie is meer veilig" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
hij op 01 januari 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een of meer (andere) ambtenaren van politie Haaglanden gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn snotneuzen" en "Kankerjoden" en "Stelletje kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich tussen 31 december 2013 te 12:00 uur en 1 januari 2014 te 12:00 uur alleen thuis zal ophouden, althans zich niet in Den Haag zal ophouden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof (bij arrest) de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het openbaar ministerie neemt in zaken als de onderhavige als uitgangspunt dat - zo begrijpt het hof - bij geweldsfeiten gepleegd tegen hulpverleners tijdens oud en nieuw, een verhoging van de op te leggen straf van 200 procent zou moeten gelden.
Het hof overweegt als volgt.
De Oud en Nieuwjaarsviering kenmerkt zich door een grote toeloop en samenscholing van mensen, een veelvuldig en soms excessief gebruik van alcoholische drank, een potentiële ontremmende sfeer en - bovenal - een grote hoeveelheid van (zwaar en/of illegaal) vuurwerk en vuurgerelateerde middelen. Met name de laatste bijkomende factor maakt dat in die jaarlijks terugkerende nacht het gevaar voor met name de gezondheid en veiligheid van personen hoge eisen stelt aan degenen die - al dan niet in samenwerking - verantwoordelijk zijn voor het bewaren van de openbare orde en veiligheid. In zoverre onderscheidt deze viering zich van andere festiviteiten of grote uitgaansgelegenheden.
Naar 's hofs oordeel rechtvaardigen strafbare feiten waarbij geweld wordt gepleegd tegen of waardoor een dreigende situatie ontstaat voor personen met een publieke taak, zoals (professionele) hulpverleners, in beginsel een hogere straf dan gebruikelijk. Immers, zij moeten er - in het belang van de openbare orde en de veiligheid - bij uitstek op kunnen rekenen dat zij bij de uitvoering van hun werkzaamheden gevrijwaard blijven van tegen hen gerichte vormen van geweld of dreiging daarmee.
Het hof is echter van oordeel dat het enkele gegeven dat een gewelds- of een ander delict wordt gepleegd tijdens de viering van Oud en Nieuw niet zonder meer reden geeft tot het opleggen van een zwaardere straf dan voor een vergelijkbaar, op enig ander moment gepleegd feit.
Er zijn evenwel delicten die gepleegd worden tijdens de Oud en Nieuw die rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het kenmerkende gevaarzettende karakter van de jaarwisseling. In dat geval kan een aanzienlijker (gevangenis)strafoplegging op zijn plaats zijn met dien verstande dat in alle gevallen de straf mede dient te worden bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
In de onderhavige zaak overweegt het hof daarover het volgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van politieambtenaren.
Het hof is van oordeel dat als reactie op dergelijke feiten in beginsel een forse geldboete dan wel een taakstraf passend en geboden is. Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor (enkelvoudige) belediging en bedreiging, te weten een geldboete van respectievelijk EUR 150,-- en EUR 250,--.
Het hof heeft de navolgende bijzondere omstandigheden in aanmerking genomen die in dit geval strafverhogend werken en die de voornoemde strafmodaliteiten in deze zaak uitsluiten.
- De strafbare feiten zijn gepleegd in een woonwijk en omstreeks 00:27 uur in de morgen van 1 januari; een tijdstip tijdens de jaarwisseling waarop heel veel mensen op straat zijn.
- De strafbare feiten zijn begaan tegen politieagenten in functie. Zij hadden tijdens de jaarwisseling een verdachte van brandstichting aangehouden, waarop een grote groep jongeren deze verdachte probeerde te ontzetten. Hierbij werd zwaar vuurwerk in de richting van de politie gegooid en werden dienstfietsen vernield. Toen door de politie een linie werd gevormd om te trachten de orde te herstellen, heeft de verdachte - die zwaar onder invloed van alcohol was - de verbalisanten op de bewezen verklaarde wijze bedreigd en beledigd. Door verdachtes agressieve en opruiende gedrag keerden meerdere omstanders uit de genoemde groep jongeren zich tegen de verbalisanten, waardoor voor hen een zeer bedreigende situatie ontstond. Dit acht het hof zeer ernstig en in direct verband te brengen met het kenmerkende gevaarzettende karakter van een Oud en Nieuw viering zoals hiervoor nader aangeduid.
- De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2013, al meermalen onherroepelijk veroordeeld voor diverse strafbare feiten.
Dat de verdachte de strafbare feiten zeer betreurt, wil het hof wel aannemen. Dat hij een afspraak heeft gemaakt met de politie om aldaar zijn excuses te gaan aanbieden, zoals de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, is op zich zelf een te respecteren initiatief. Wel lijkt dit zoeken van contact mede te zijn ingegeven door de onvrede die verdachte heeft over hetgeen de politie omtrent hem in het proces-verbaal heeft gerelateerd inzake zijn aandeel in de onrust in de wijk, namelijk dat hij deel uitmaakt van een criminele jeugdgroep welke zich bezig houdt met intimidaties van politiemedewerkers (zie proces-verbaal PL1532 2013000095-7, p. 17 en 18); de verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard ook hierover met de politie te willen spreken, zodat niet direct is in te zien wiens belang het meeste is gediend met zo'n gesprek.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Onder de genoemde omstandigheden ziet het hof geen enkele aanleiding om aan de verdachte vanwege hetgeen door de raadsman is aangevoerd omtrent zijn persoonlijke omstandigheden een lagere of andere straf op te leggen.
Een gevangenisstraf met een groter onvoorwaardelijk gedeelte zoals gevorderd door de advocaat-generaal acht het hof - mede uit oogpunten van rechtseenheid en -gelijkheid - ook niet passend. De vordering tot gevangenneming zal worden afgewezen, nu het hof daartoe geen aanleiding ziet.
Het hof ziet - met de politierechter en de advocaat-generaal - tevens aanleiding voor het stellen van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte tijdens de volgende jaarwisseling zich in zijn woning (GBA-adres), zal ophouden en niet op de openbare weg.
Nu in deze zaak de strafbare feiten rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het kenmerkende gevaarzettende karakter van de Oud en Nieuw viering, is het hof van oordeel dat het recidiverisico voor de jaarwisseling 2013/2014 onvoldoende wordt ingeperkt door de opgelegde, deels voorwaardelijke straf.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde bevelen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,-- voor de tot op heden geleden schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit door de benadeelde partij gehandhaafde bedrag, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 150,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Nu de door de benadeelde partij gestelde immateriële schade door de verdachte niet is betwist, ligt de vordering tot het gevorderde bedrag van € 200,00 voor toewijzing gereed. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen een bedrag van € 200,-- aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Ook dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte tussen 31 december 2013 te 12:00 uur en
1 januari 2014 te 12:00 uur uitsluitend in zijn woning zal verblijven (GBA-adres) en zich gedurende die periode niet op de openbare weg zal bevinden.
Beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de hierboven bepaalde bijzondere voorwaarde.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder
1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van de tot op heden geleden immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor de tot op heden geleden immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt ten aanzien van de betalingsverplichting dat het bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. F.A.M. Bakker en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2013.