ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6575

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-001173-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en contactverbod opgelegd aan verdachte na herhaaldelijke inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van het slachtoffer. De verdachte heeft in de periode van 28 oktober 2010 tot en met 17 februari 2011 herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij door onder andere brieven, e-mails, SMS-berichten te sturen en haar te bellen. Ondanks dat de verdachte en de benadeelde partij samen een kind hebben, heeft de verdachte geen rekening gehouden met het contactverbod dat eerder was opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de benadeelde partij geen contact meer met hem wilde en dat zijn gedrag gevoelens van onrust en angst bij haar heeft veroorzaakt.

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat er sprake was van wederzijdse communicatie, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn gedrag wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod, die de verdachte verbieden contact te leggen met de benadeelde partij en zich in de nabijheid van haar woning te bevinden.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is een reactie op de schending van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en is bedoeld om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001173-12
Parketnummer: 09-647651-11
Datum uitspraak: 26 maart 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 29 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1970,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 november 2012 en 12 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2010 tot en met 17 februari 2011 te Gouda, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], met het oogmerk die [benadeelde partij], te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen door - regelmatig brieven te sturen naar die [benadeelde partij] en/of
- meerdere e-mails te sturen naar die [benadeelde partij] en/of
- SMS-berichten te sturen naar die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] te bellen en/of
- bij die [benadeelde partij] aan de deur te komen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 28 oktober 2010 tot en met 17 februari 2011 te Gouda, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], met het oogmerk die [benadeelde partij], te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen door - regelmatig brieven te sturen naar die [benadeelde partij] en
- meerdere e-mails te sturen naar die [benadeelde partij] en
- SMS-berichten te sturen naar die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] te bellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen van 13 november 2012 en 12 maart 2013, het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft hiertoe betoogd dat uit de inhoud van de berichten die de verdachte aan de aangeefster heeft verstuurd overduidelijk volgt dat de verdachte en de aangeefster met elkaar over en weer communiceerden. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat de berichtgeving van de verdachte aan de aangeefster een inbreuk vormde op haar persoonlijke levenssfeer.
Het hof overweegt hieromtrent naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en op grond van gebezigde bewijsmiddelen als volgt.
De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verweer een tweetal verklaringen van het Leger des Heils te Gouda, d.d. 28 februari 2011 en 31 juli 2012, aan het hof overgelegd.
Het hof acht het aannemelijk dat de verdachte en de aangeefster af en toe met elkaar over en weer hebben gecommuniceerd. De verdachte en de aangeefster hebben immers samen een kind. Dit staat er echter niet aan in de weg dat de verdachte door de wijze waarop hij met de aangeefster contact heeft gezocht en zeker voor zover dit contact betrof dat niet was gerelateerd aan hun kind, in onderlinge samenhang bezien, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
De verdachte wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. Aan de verdachte was immers reeds een contactverbod opgelegd. Ook het feit dat de aangeefster aangifte heeft gedaan, had de verdachte tot het inzicht moeten brengen dat aangeefster niet gediend was van de wijze waarop de verdachte contact bleef zoeken met haar.
Het hof is derhalve van oordeel dat het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat daarbij als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich niet zal ophouden binnen eens straal van drie kilometer van de woning aan het [adres] Gouda, doch in ieder geval niet in de straten [adressen]. Tevens mag de verdachte geen direct contact op welke wijze dan ook zoeken met de benadeelde en haar minderjarige zoon [zoon].
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan belaging van het slachtoffer. Aldus heeft de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer geschonden en bij haar gevoelens van onrust en angst veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor soortgelijke feiten waarbij [benadeelde partij] slachtoffer was en eenmaal eerder voor belaging. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. Het hof ziet daarin aanleiding om de verdachte onder meer een contactverbod en een gebiedsverbod op te leggen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de verdachte zich zal houden aan een contactverbod, inhoudende dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1975 te Gouda, en hun zoon [zoon], met als enige uitzondering noodzakelijk contact in het kader van de bezoekregeling aangaande hun kind(eren) voor zover opgelegd door de civiele rechter of voor zover door de civiele rechter zal worden opgelegd;
- dat de verdachte zich zal houden aan een gebiedsverbod, inhoudende dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden bij de woning aan [adres] Gouda, en evenmin in de straten [adressen] te Gouda.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. H. van den Heuvel en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 maart 2013.