ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6916

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.115.035/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Husson
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verzoeker, aangeduid als 'de man', had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2012. Deze beschikking betrof een verhaalsbedrag dat de man aan de gemeente Capelle aan den IJssel moest betalen, vastgesteld op € 130,- per maand, in verband met verleende bijstand voor zijn minderjarige kind. De man heeft echter het verschuldigde griffierecht niet tijdig betaald, wat leidde tot de vraag of hij ontvankelijk was in zijn hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de man het griffierecht niet binnen de wettelijke termijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft voldaan. De betaling had uiterlijk op 12 november 2012 op de bankrekening van het hof moeten zijn bijgeschreven, maar dit is niet gebeurd. De advocaat van de man voerde aan dat hij de nota niet had ontvangen, maar het hof oordeelde dat dit niet relevant was voor de vraag of de betaling tijdig was. De wettelijke regeling vereist dat het griffierecht tijdig wordt betaald, ongeacht of de advocaat de nota heeft ontvangen.

Het hof concludeerde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat de te late betaling van het griffierecht voor zijn rekening en risico kwam. De door de man aangevoerde omstandigheden rechtvaardigden niet dat de toepassing van de wettelijke bepalingen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De beslissing van het hof was dus om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, en deze uitspraak werd gedaan door de rechters Lückers, Husson en Kamminga, met Hogendoorn als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 20 februari 2013
Zaaknummer : 200.115.035/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 11-3205
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Rotterdam,
tegen
de GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: H.R. Steinfort.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 15 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 juli 2012 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 25 oktober 2012 een brief van 24 oktober 2012 met bijlagen;
- op 2 november 2012 een brief van 1 november 2012 met bijlage;
- op 28 november 2012 een faxbericht van diezelfde datum.
Op 10 januari 2013 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep, door mr. Lückers als raadsheer-commissaris, mondeling behandeld. Partijen zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbedrag vastgesteld op € 130,- per maand vanaf 1 juni 2011 zolang de bijstandsverlening voortduurt. Het verhaalsbedrag is vastgesteld wegens verleende bijstand ten behoeve van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof stelt vast dat de man het door hem verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald. Het beroepschrift is ingediend op 15 oktober 2012 en derhalve had op grond van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) het griffierecht uiterlijk 12 november 2012 op de bankrekening van het hof dienen te zijn bijgeschreven. De betaling van het griffierecht is niet binnen de termijn ontvangen.
2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 282a, tweede lid, in samenhang met artikel 362 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verklaart de rechter de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek indien het verschuldigde griffierecht niet tijdig is voldaan. De rechter kan deze bepaling op basis van artikel 282a, vierde lid Rv (hierna: de hardheidsclausule) buiten toepassing laten, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepalingen gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3. De (advocaat van de) man stelt het griffierecht niet voldaan te hebben omdat hij de nota niet heeft ontvangen.
4. Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt in deze is het volgende. Voor de vraag vóór wanneer de man het griffierecht moest betalen, is de vraag of de advocaat van de man de nota wel of niet heeft ontvangen, niet relevant. Vóór wanneer de man moest betalen, volgt namelijk uit de Wgbz: dat is uiterlijk vier weken na indiening van het verzoekschrift (artikel 3, vierde lid, Wgbz). Deze wettelijke regeling is anders dan bij procedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht, waarin geregeld is dat griffierecht verschuldigd is binnen vier weken na een mededeling daarover. Bovendien is de (advocaat van de) man door het hof - bij brief van 17 oktober 2012 - uitdrukkelijk op de gevolgen van het uitblijven tijdige van betaling gewezen. Als al juist zou zijn dat de advocaat van de man geen nota zou hebben ontvangen en niet wist hoeveel zij moest betalen, had zij bij de griffie van het hof kunnen informeren naar de hoogte van het griffierecht of had zij het bedrag kunnen betalen dat zij zelf berekend heeft aan de hand van de tabel die als bijlage bij de Wgbz is gevoegd. Van een advocaat mag immers verlangd worden dat zij bekend is met de geldende wettelijke regels en dat zij haar kantoorvoering aldus inricht dat die regels kunnen worden nageleefd. Dit brengt mee dat een advocaat niet kan afwachten totdat hem een nota wordt toegestuurd, maar zo nodig actie moet ondernemen teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht. Dat de advocaat mogelijk niet binnen de wettelijke betalingstermijn een nota heeft ontvangen, brengt daarom niet zonder meer mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is (Hoge Raad 16 maart 2012, LJN BU7361 en Hoge Raad 16 november 2012, LJN BX7466).
5. Naar het oordeel van het hof dient het feit dat het griffierecht te laat is betaald in onderhavige zaak voor rekening en risico van de man te komen. De door de man aangevoerde feiten en omstandigheden rechtvaardigen niet de conclusie dat de toepassing van artikel 282a, tweede lid, Rv in samenhang met 362 Rv, gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dergelijke omstandigheden zijn het hof ook anderszins niet, althans onvoldoende, gebleken.
6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Husson en Kamminga, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2013.