ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6927
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Kamminga
- van Nievelt
- van Kempen
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van het recht op omgang tussen vader en minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 27 maart 2013, is de ontzegging van het recht op omgang tussen de vader en zijn minderjarige kind aan de orde. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A.S. Maduro, verzoekt om een omgangsregeling met zijn dochter, geboren in 2005. De moeder, vertegenwoordigd door mr. F.L. Oudshoorn, verzet zich tegen dit verzoek en steunt het advies van de raad voor de kinderbescherming, die de vader ongeschikt acht voor omgang.
De raad heeft in zijn rapportage aangegeven dat de vader niet over stabiele huisvesting en inkomsten beschikt, en dat er sprake is van onbehandelde verslavingsproblematiek. De vader toont geen inzicht in de gevolgen van zijn gedrag voor de minderjarige en heeft een beperkt introspectief vermogen. De raad adviseert om de vader het recht op omgang te ontzeggen, wat de moeder ondersteunt.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek een minderjarige en de niet met het gezag belaste ouder recht hebben op omgang, tenzij er zwaarwegende belangen van de minderjarige in het geding zijn. Het hof concludeert dat omgang op dit moment in strijd is met de belangen van de minderjarige, gezien de omstandigheden van de vader.
De vader heeft geen verzoek ingediend voor een informatieregeling, waardoor het hof hier niet op kan ingaan. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, en het hof vernietigt de eerdere beschikking, ontzegt de vader het recht op omgang en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is genomen door de rechters Kamminga, van Nievelt en van Kempen, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.