PROMIS
Rolnummer: 22-002452-12
Parketnummer: 10-813496-10
Datum uitspraak: 27 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 februari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van belaging in de ten laste gelegde periode van 1 november 2009 tot en met 2 september 2010 en ter zake van belaging in de ten laste gelegde periode van 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 2 september 2010 te Schiedam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die [benadeelde partij] veelvuldig e-mails gestuurd en/of
- die [benadeelde partij] veelvuldig sms-berichten gestuurd en/of
- zich veelvuldig in de omgeving van die [benadeelde partij] opgehouden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het hof overweegt ten aanzien van de omvang van het hoger beroep het volgende.
Naar het oordeel van het hof ziet de tenlastelegging, gelet op de inhoud van het dossier, op twee verschillende delictperiodes, te weten de periode van 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009, respectievelijk de periode van
1 november 2009 tot en met 2 september 2010. Blijkens de akte instellen rechtsmiddel onder parketnummer
10-813496-10 is op 10 mei 2012 tegen de gehele tenlastelegging appel ingesteld. Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting van de verdachte en zijn raadsman is de omvang van het appel beperkt tot belaging in de periode van 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat het openbaar ministerie zich met de vrijspraak voor zover deze ziet op de periode van 1 november 2009 tot en met 2 september 2010 kan verenigen.
Ten aanzien van het intrekken van de klacht door de aangeefster overweegt het hof als volgt.
De aangeefster [benadeelde partij] heeft op 25 oktober 2009 bij de politie aangifte gedaan van belaging, die blijkens de inhoud ziet op de periode 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009 en op dezelfde datum heeft zij een klacht ingediend. De aangeefster heeft deze klacht ingetrokken op 31 oktober 2009, derhalve binnen acht dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht. Nu deze klacht tijdig is ingetrokken, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Het hof overweegt ten overvloede het volgende.
Aan het voorgaande doet niet af de omstandigheid dat de aangeefster een jaar later, te weten op 2 september 2010 een tweede aangifte heeft gedaan, die blijkens de inhoud ziet op de periode van 1 november 2009 tot en met 2 september 2010 en dat zij op 12 september 2010 wederom een klacht heeft ingediend. Immers, de aangeefster heeft in die tweede aangifte geen nieuwe gegevens omtrent de periode van 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009 verstrekt en bovendien is de omvang van het hoger beroep - zoals hiervoor is overwogen - beperkt tot de periode van 1 april 2009 tot en met 31 oktober 2009.
Vordering van de benadeelde partij
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij
[benadeelde partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. D. Jalink en mr. C.M.P. Flint-van Noort, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 februari 2013.
mr. C.M.P. Flint-van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.