ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9226
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake drugshandel en vals identiteitsdocument
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 december 2011. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1961 en thans gedetineerd in de P.I. Veenhuizen, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 6372 gram heroïne, alsook van het in bezit hebben van een vals identiteitsdocument. De verdachte heeft op 1 juni 2011 in Dordrecht, in vereniging met anderen, de heroïne gekocht en vervoerd richting de Nederlands-Belgische grens. Daarnaast had hij een identiteitskaart van Frankrijk in zijn bezit waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, omdat de inzendingstermijn van zes maanden is overschreden. Desondanks heeft het hof, in overeenstemming met de advocaat-generaal, geen aanleiding gezien om de straf te verminderen, gezien de voortvarende behandeling van de zaak. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft deze straf bevestigd. De regeling voorwaardelijke invrijheidstelling was niet van toepassing, aangezien de verdachte geen Nederlandse nationaliteit heeft en ook geen Franse verblijfsvergunning bezit.
De uitspraak van het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. De beslissing is genomen na het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft geen aanleiding gezien om tot andere beslissingen te komen dan die van de eerste rechter, met uitzondering van enkele aanvullingen in de gronden van de beslissing.