ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9274

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-001429-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politieambtenaar tijdens demonstratie op Malieveld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen een politieambtenaar, gepleegd op 7 oktober 2010 op het Malieveld in 's-Gravenhage. De verdachte heeft samen met anderen geweld gebruikt tegen een politieambtenaar die op de grond lag, door deze te schoppen en te slaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met als alternatief 40 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft geen aanleiding gezien om naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in tegenstelling tot de vordering van de advocaat-generaal.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er immateriële schade is geleden door de benadeelde partij, die het gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 250, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2010. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde is vastgesteld en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001429-12
Parketnummer: 09-665057-11
Datum uitspraak: 7 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1971,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 oktober 2010 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten op het Malieveld, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politieambtenaar, welk geweld bestond uit het schoppen tegen het lichaam en/of slaan met de vuist tegen het lichaam (terwijl voornoemde politieambtenaar op de grond lag).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 07 oktober 2010 te 's-Gravenhage met anderen, op of aan de openbare weg, te weten op het Malieveld, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politieambtenaar, welk geweld bestond uit het schoppen tegen het lichaam en/of slaan tegen het lichaam terwijl voornoemde politieambtenaar op de grond lag.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door met anderen te schoppen en te slaan tegen het lichaam van een politieambtenaar die op de grond lag. Dit is een ernstige verstoring van de openbare orde, omdat het algemeen belang vergt dat politiemensen door het publiek in de gelegenheid gesteld worden hun werk te doen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 januari 2013 waar uit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, gelet op genoemd de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, geen aanleiding hem naast een onvoorwaardelijke taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden ook door de politierechter passend geachte duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 350,--.
Het hof stelt vast dat in eerste aanleg op de vordering tot schadevergoeding, hoewel deze tijdig was ingediend, geen beslissing is genomen.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 350,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot het bedrag van € 250,--, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 250,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 250,-- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2013.