rolnummer 22-002670-11
parketnummer 09-900441-11
datum uitspraak 2 mei 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 mei 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Zaïre) op [geboortejaar] 1977,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 april 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meerdere malen zijn zijn arm heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. Ter onderbouwing van haar betoog heeft de raadsvrouw aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat de aanhouding van de verdachte en zijn inverzekeringstelling om redenen als nader in de pleitaantekeningen omschreven onrechtmatig zijn. In de visie van de verdediging levert dat een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op waaraan voornoemd juridisch gevolg dient te worden verbonden. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook als de aanhouding en inverzekeringstelling wel rechtmatig zijn, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet volgen aangezien de officier van justitie in redelijkheid niet meer tot de beslissing tot vervolging had kunnen komen.
Het hof overweegt als volgt.
Mocht er al sprake zijn van een onrechtmatige aanhouding en in verzekering stelling, dan is die onrechtmatigheid toch niet van dien aard dat dat moet leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Er is niet een zodanig ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat kan worden gezegd dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. De situatie dat de officier in redelijkheid niet tot de beslissing tot vervolging had kunnen komen, doet zich niet voor.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meerdere malen in zijn arm heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat de verdachte van het strafverzwarende bestanddeel dient te worden vrijgesproken, nu het op de verdachte toegepaste geweld disproportioneel was en mitsdien niet kan worden gezegd dat er sprake was van een ambtenaar die handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van hetgeen het hof ter terechtzitting op de zich in het dossier bevindende camerabeelden heeft waargenomen, alsmede op grond van de (overige) zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, stelt het hof het volgende vast.
Op 24 mei 2011 vindt er op het Maanplein te 's-Gravenhage met toestemming van de burgemeester een demonstratie plaats. Het aantal demonstranten is ongeveer net zo groot als het aantal aanwezige politieambtenaren. De demonstratie lijkt aanvankelijk vreedzaam en probleemloos te verlopen maar op een bepaald moment wordt één van de demonstranten aangehouden en afgevoerd. De agenten vormen min of meer een linie en trachten naar het zich laat aanzien de demonstranten van het plein te verwijderen. De verdachte, die één van de aanvoerders van de demonstranten is, loopt dan naar een aantal politieambtenaren toe en gaat - kennelijk - in discussie. Tijdens die discussie tussen de verdachte en de politieambtenaren krijgt de verdachte van één van hen onverhoeds met grote kracht een klap met een wapenstok tegen de zijkant van zijn lichaam. Vervolgens krijgt de verdachte met een wapenstok drie klappen van een andere politieambtenaar op zijn arm en/of hoofd. De verdachte probeert de klappen af te weren met zijn megafoon. De megafoon wordt stukgeslagen. De verdachte loopt naar achteren en gooit na een paar stappen achterwaarts de (kapotte) megafoon weg in de richting van de - inmiddels gevormde - linie van politieambtenaren, waarna hij wegrent. Eén van de politieambtenaren, [benadeelde partij 2] genaamd, krijgt het handvat van de kapotgeslagen megafoon tegen zijn onderarm. Politieambtenaar [benadeelde partij] heeft het incident gadegeslagen en zet de achtervolging in. Nadat hij de verdachte ter aanhouding heeft vastgepakt, rukt de verdachte zich los. De inmiddels ter plaatse gekomen politieambtenaar [benadeelde partij 2] geeft de verdachte een trap in zijn buikstreek, waardoor het politieambtenaar [benadeelde partij] lukt om de verdachte opnieuw vast te pakken. Om de verdachte onder controle te krijgen, legt politieambtenaar [benadeelde partij] een nekklem aan.
Op dat moment voelt [benadeelde partij] dat de verdachte hem in zijn arm bijt. Dan geeft politieambtenaar [benadeelde partij 2] twee klappen tegen de linkerzijde van het lichaam van de verdachte. Politieambtenaar [benadeelde partij] pakt de verdachte weer vast bij de nek, waarna hij opnieuw door de verdachte wordt gebeten. Na nog een aantal klappen te hebben gekregen, wordt de verdachte naar de grond gebracht en in de boeien geslagen. Politieambtenaar [benadeelde partij] heeft als gevolg van het optreden van de verdachte bijtwonden opgelopen.
Ingevolge het verweer van de raadsvrouw ziet het hof zich gesteld voor de vraag of het door de politie toegepaste geweld in relatie tot het ten laste gelegde feit disproportioneel is.
In artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993 is bepaald dat een politieambtenaar bevoegd is geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
In het vijfde lid is bepaald dat de uitoefening van de bevoegdheid om geweld te gebruiken in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd dient te zijn.
Vast is komen te staan dat het geweld is gebruikt met het doel de verdachte aan te houden naar aanleiding van een incident waarbij politieambtenaar [benadeelde partij 2] door het handvat van een kapotgeslagen megafoon is geraakt. Het geweld is ingezet, nadat de verdachte zich aan zijn aanhouding had proberen te onttrekken door zich los te rukken. Het geweld heeft bestaan uit het trappen, het plaatsen van een nekklem en het slaan en nogmaals bij de nek pakken.
Naar het oordeel van het hof past het bij de aanhouding van de verdachte gebruikte geweld binnen de in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993 gegeven bevoegdheid en is het in verhouding tot het beoogde doel, te weten de aanhouding van de verdachte, redelijk en gematigd.
In afwijking van het standpunt van de verdediging acht het hof het op de verdachte toegepaste geweld - vanaf het moment van aanhouden, dus na het gooien met de kapotte megafoon - dan ook niet disproportioneel. Ook overigens zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de bij de aanhouding van de verdachte betrokken politieambtenaren niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte ter zake van de mishandeling dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer(exces) toekomt. Voor wat betreft de onderbouwing van het verweer verwijst het hof kortheidshalve naar hetgeen daaromtrent in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitaantekeningen is verwoord.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft vastgesteld dat het geweld dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte op hem is toegepast niet disproportioneel is en dat er overigens ook geen andere omstandigheden aannemelijk zijn geworden die nopen tot de conclusie dat de bij de aanhouding betrokken politieambtenaren niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren.
Naar het oordeel van het hof is er dan ook geen sprake van een wederrechtelijke aanranding als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Het beroep op noodweer(exces) dient dan ook te worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar het oordeel van het hof dient hetgeen de raadsvrouw en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de feitelijke toedracht van het onderhavige incident en de beleving daarvan naar voren hebben gebracht, te worden opgevat als een beroep op putatief noodweer.
De verdachte heeft verklaard samen met anderen op 24 mei 2011 te 's-Gravenhage te hebben deelgenomen aan een demonstratie bij het ICC om aandacht te vragen voor de situatie in zijn land van herkomst. Voor de demonstratie was vooraf toestemming verleend door de burgemeester. Volgens de verdachte verliep de demonstratie vreedzaam. Een half uur voor het geplande einde heeft de verdachte gezien dat de politieambtenaren mededemonstranten aanhielden en afvoerden. De verdachte is daarop naar een aantal politieambtenaren gelopen om te vragen waarom zij zo optraden. Terwijl de verdachte in gesprek was met de politieambtenaren, is hij door één van hen met een wapenstok hard tegen de zijkant van zijn lichaam geslagen. Vervolgens heeft hij nog drie harde klappen met de wapenstok van een andere politieambtenaar gekregen. De verdachte heeft noodgedwongen zijn megafoon gebruikt om de klappen af te weren. De megafoon is kapot geslagen. De verdachte heeft daarop de restanten van de megafoon weggegooid en zich uit de voeten gemaakt. Daarop is een aantal politieambtenaren achter de verdachte aangerend. De verdachte is vervolgens door de politieambtenaren met geweld tegengehouden. Met name door het aanleggen van de nekklem raakte de verdachte in paniek. Hij kreeg geen lucht meer en had het gevoel te worden gewurgd. De verdachte heeft zich genoodzaakt gezien zich uit de greep van die politieambtenaar te bevrijden door de bewuste politieambtenaar in de arm te bijten.
De verdachte heeft verklaard dat het optreden van de politie hem herinnerde aan traumatische gebeurtenissen in zijn verleden in zijn land van herkomst, waarbij zijn vader om het leven is gebracht. Voorts heeft hij verklaard niet te hebben gehoord of begrepen dat hij door de politieambtenaren wegens het plegen van een strafbaar feit was aangehouden. Indien de politieambtenaren hem dat duidelijk zouden hebben medegedeeld, zou de verdachte zich niet hebben verzet. Hij had nu het idee dat de politieambtenaren het op zijn leven hadden voorzien en hem wilden wurgen. Hij heeft gebeten omdat hij in paniek was geraakt en ademnood had.
De verklaring van de verdachte vindt voor wat betreft onderdelen steun in hetgeen het hof ter terechtzitting in hoger beroep op de videobeelden heeft waargenomen, alsmede in de verklaring van de getuige [getuige] en overige zich in het dossier bevindende stukken.
Voorts acht het hof aannemelijk geworden dat de verdachte is getraumatiseerd door gewelddadige gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld in zijn land van herkomst, waaronder het feit dat hij is blootgesteld aan buitenproportioneel geweld van de kant van de autoriteiten.
Het hof heeft hierboven vastgesteld dat de toepassing van geweld bij de aanhouding op zichzelf niet onrechtmatig was. Maar gelet op het door het hof wél disproportioneel geachte geweld dat voorafgaand aan de aanhouding door de politieambtenaren op de verdachte is toegepast - meer in het bijzonder: de in totaal vier harde klappen met de wapenstok die verdachte heeft gekregen en die hij deels heeft afgeweerd met de megafoon - in samenhang bezien met de gemoedstoestand waarin de verdachte vanaf dat moment verkeerde (waarbij het hof ook betrekt het feit dat de verdachte ernstig is getraumatiseerd door zijn verleden), acht het hof aannemelijk geworden dat de verdachte niet heeft gehoord of begrepen dat hij was aangehouden op verdenking van het plegen van een misdrijf en acht het hof voorts aannemelijk dat hij vanaf dat moment heeft gemeend zich te moeten verdedigen tegen - in zijn ogen voortgaand onrechtmatig en voor hem levensbedreigend - politiegeweld.
Met andere woorden: het hof acht aannemelijk geworden dat de verdachte oprecht meende dat hij zich mocht en moest verdedigen tegen het optreden van de politieambtenaren tijdens zijn aanhouding en daarom tot het bewezen verklaarde handelen overging en in dit geval vindt het hof dat verschoonbaar.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald ten aanzien van de rechtmatigheid van de aanhouding en het daarbij gebruikte geweld, zodat hem een beroep op putatief noodweer toekomt.
Nu het beroep op putatief noodweer slaagt, is de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. H.C. Wiersinga en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2013.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest te ondertekenen.