Rolnummer: 22-005246-11
Parketnummer: 09-650077-11
Datum uitspraak: 20 maart 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 31 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
[postadres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 juni 2012 en 6 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de tijd van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2010 tot en met 29 oktober 2010 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland een persoon genaamd [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een brief aan die [benadeelde partij] geschreven met daarin onder meer de volgende tekst(en):
"Zodra ik me heb voorzien van de nodige wapentuig, zal de kogel z'n doel niet voorbij schieten en de kerk niet uit zijn eer deze de schuldigen heeft doorboord. (Wellicht dat ik al ben voorzien, spijtig voor jou dat je niet over recente verblijf gegevens beschikt)."
"Sluit mij op om deze kwestie stil te houden en om druk uit te oefenen, en ik garandeer je dat het eerste wat ik doe bij mij vrijlating is jou een bezoek brengen.
Zo makkelijk alsdat jullie in het ergste geval met de nodige middelen en bevoegdheden mijn nieuwe verblijf-plaats zouden kunnen achterhalen, zo veel makkelijker zal ik jullie woonadressen achterhalen, waarvan er al een tweetal bij mij bekend zijn."
"Ik maak jullie helemaal kapot, zo erg dat het lachen jullie snel zal vergaan, als ik straks de trekker overhaal, ben niet ik maar zijn jullie schuldig aan al, want ondanks..."
"Jij en zij lossen dit behoorlijk en zorgvuldig op zoals van jullie verwacht mag worden of jullie eind zal met de dag naderen"
"Ik wil geen respect van hypocriete flikkers, ik verwacht geen antwoord van jullie honden op deze brief, maar weet dat dit en het niet goedmaken van alle door jullie gemaakte fouten indirect het eigen vonnis wordt getekent. Het wachten is dan alleen nog op de dag dat deze voltrokken zal worden. Volgende week, volgende maand of misschien toch volgend jaar, dat deze voltrokken gaat worden is dan een belofte."
"Als ik ook door deze opname in het Opsorings Register en opgesloten kom ik direct achter je aan."
"Bedenk heel goed dat dit een allerlaaste waarschuwing is, zoniet draai ik persoonlijk de rollen om, en ben ik de jager die zegt & geen tegenspraak duld, en zijn jullie de prooi die zullen buigen.", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 29 oktober 2010 te 's-Gravenhage een persoon genaamd [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een brief aan die [benadeelde partij] geschreven met daarin onder meer de volgende teksten:
"Zodra ik me heb voorzien van de nodige wapentuig, zal de kogel z'n doel niet voorbij schieten en de kerk niet uit zijn eer deze de schuldigen heeft doorboord. (Wellicht dat ik al ben voorzien, spijtig voor jou dat je niet over recente verblijf gegevens beschikt)."
"Sluit mij op om deze kwestie stil te houden en om druk uit te oefenen, en ik garandeer je dat het eerste wat ik doe bij mij vrijlating is jou een bezoek brengen.
Zo makkelijk alsdat jullie in het ergste geval met de nodige middelen en bevoegdheden mijn nieuwe verblijf-plaats zouden kunnen achterhalen, zo veel makkelijker zal ik jullie woonadressen achterhalen, waarvan er al een tweetal bij mij bekend zijn."
"Ik maak jullie helemaal kapot, zo erg dat het lachen jullie snel zal vergaan, als ik straks de trekker overhaal, ben niet ik maar zijn jullie schuldig aan al, want ondanks..."
"Jij en zij lossen dit behoorlijk en zorgvuldig op zoals van jullie verwacht mag worden of jullie eind zal met de dag naderen"
"Ik wil geen respect van hypocriete flikkers, ik verwacht geen antwoord van jullie honden op deze brief, maar weet dat dit en het niet goedmaken van alle door jullie gemaakte fouten indirect het eigen vonnis wordt getekent. Het wachten is dan alleen nog op de dag dat deze voltrokken zal worden. Volgende week, volgende maand of misschien toch volgend jaar, dat deze voltrokken gaat worden is dan een belofte."
"Als ik ook door deze opname in het Opsorings Register en opgesloten kom ik direct achter je aan."
"Bedenk heel goed dat dit een allerlaaste waarschuwing is, zoniet draai ik persoonlijk de rollen om, en ben ik de jager die zegt & geen tegenspraak duld, en zijn jullie de prooi die zullen buigen".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota - bepleit primair dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat noch op grond van het verhoor van zijn cliënt bij de politie, noch op grond van het verhoor ter terechtzitting in eerste aanleg, aangenomen mag worden dat cliënt erkent de brief van 27 oktober 2010 te hebben geschreven en te hebben verstuurd. Voor wat betreft de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat het een stevige tekst was en hij met die tekst een reactie wilde uitlokken omdat er nooit eerder was gereageerd op zijn brieven, stelt de raadsman dat dit een antwoord op strikvragen was waarmee de verdachte in verwarring is gebracht. Dit betreft derhalve antwoorden die moeten worden uitgesloten van bewijs en betekent in ieder geval niet dat verdachte erkend heeft de brief van 27 oktober 2010 te hebben geschreven en verstuurd. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit op de grond dat de passages in de brief van 27 oktober 2010 verbasterde spreekwoorden zijn en niet letterlijk genomen moeten worden zodat die passages geen bedreigend karakter hebben danwel geen vrees voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven kunnen behelzen nu er ook van vrees voor een andere maar niet ten laste gelegde bedreiging sprake kan zijn. De uitingen zijn in ieder geval niet bedreigend ten aanzien van [benadeelde partij]. Bovendien is niet gebleken dat [benadeelde partij] zich bedreigd heeft gevoeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de inhoud van het dossier vast is komen te staan dat het de verdachte is geweest die de brief, gedateerd 27 oktober 2010, heeft opgesteld en verstuurd en dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging.
Op de achterzijde van de envelop staat immers de naam van de verdachte vermeld. Daarnaast is de brief voorzien van een kenmerknummer dat verwijst naar eerdere correspond-dentie tussen de verdachte en het Parket-Generaal en voorts wordt in de brief beklag gedaan over de wijze waarop door justitie is omgesprongen met een niet betaalde verkeersboete. Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en ter gelegenheid van het politieverhoor volgt onmiskenbaar dat dit ziet op het vermeende conflict tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie in de persoon van [benadeelde partij] voornoemd.
De stelling van de verdediging dat het niet ondenkbaar is dat de verdachte volledig op de hoogte was van de tekst maar de brief niet zelf heeft vervaardigd, noch heeft verstuurd, is niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft bij de politie er naar het oordeel van het hof zelf blijk van gegeven dat hij wist om welke brief het ging en wat hij hiermee beoogde. In het door de verdediging hierover gestelde, ziet het Hof onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de bevraging van verdachte heeft plaatsgevonden door middel van (strik)vragen die tot doel dan wel tot gevolg hadden dat de verdachte in verwarring geraakte ten aanzien van het onderwerp van die vragen, meer in het bijzonder over welke brief het ging en wie die had geschreven. Ook is dit anderszins niet aannemelijk geworden.
Het hof is van oordeel dat de uitlatingen in de brief aan te merken zijn als een bedreiging, zeker als deze in onderlinge samenhang worden bezien, waardoor bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Uit diverse verklaringen van de bedreigde [benadeelde partij] blijkt duidelijk dat hij deze vrees ook heeft gehad. Het feit dat het Openbaar Ministerie op advies van de Ombudsman bij brief van 27 oktober 2010 de verdachte heeft uitgenodigd voor een gesprek doet hier niet aan af.
De door de verdachte aangedragen omstandigheden vormen geen rechtvaardiging voor het uiten van dusdanige bedreigingen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd behoudens ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straf.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft uit pure frustratie, omdat hij stelt nooit antwoord te hebben gekregen op eerdere brieven, een dreigbrief verstuurd naar de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal. De brief bevat diverse passages waarin onder meer wordt gedreigd de aangever van het leven te beroven, indien niet tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de verdachte. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en voorts gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof bij het bepalen van de straf rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met politie of justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden en de achtergrond waaronder het bewezen verklaarde is begaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door
mr. A.M.P. Gaakeer, mr. M.J.J. van den Honert en
mr. H. van den Heuvel,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2013.