ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9412

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-003078-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over noodweer bij mishandeling in café

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een incident in café De Tof te Gouda op 28 december 2010, waarbij hij in conflict raakte met de aangever. De aangever, die de verdachte niet kende, begon tegen hem aan te dansen en legde een arm om hem heen. De verdachte duwde de aangever van zich af, waarna de aangever een kopstoot gaf. De verdachte reageerde door de aangever in het gezicht te slaan. Het hof oordeelde dat het gedrag van de aangever voorafgaand aan de kopstoot als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kan worden gekwalificeerd, waartegen de verdachte zich passend en proportioneel heeft verdedigd. Het hof honoreerde het beroep op noodweer, waardoor het bewezen verklaarde niet strafbaar werd geacht. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte in redelijkheid niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. De eerdere veroordeling tot een geldboete van € 700,- werd vernietigd, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak benadrukt de toepassing van noodweer in situaties van wederrechtelijke aanranding en de proportionaliteit van de verdediging.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van het hof.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003078-12
Parketnummer: 09-645076-11
Datum uitspraak: 26 april 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 13 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 april 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 700,-, subsidiair 14 dagen hechtenis. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2010 te Gouda opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,-, subsidiair zeven dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 december 2010 te Gouda opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]) het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Door de raadsman van de verdachte is - overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen - ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde primair dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Ter adstructie van zijn standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat - zakelijk weergegeven - de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever [benadeelde partij] waartegen hij zich moest verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het onderliggende strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
Zowel de verdachte als de aangever waren op 28 december 2010 aanwezig in het café De Tof te Gouda. De verdachte en de aangever kenden elkaar niet. Op een gegeven moment begon de aangever tegen de verdachte aan te dansen en legde hij een arm om hem heen. De verdachte - die hiervan niet gediend was - duwde de aangever van zich af, waarop de aangever een stap naar achteren deed. De aangever kwam vervolgens wederom naar de verdachte toe, waarop de verdachte de aangever weer van zich af duwde. De aangever heeft de verdachte vervolgens een kopstoot gegeven. De verdachte reageerde hierop door de aangever in het gezicht te slaan.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof kwalificeert het gedrag van de aangever voorafgaand aan de kopstoot als ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich passend en proportioneel heeft verdedigd.
De daarop volgende kopstoot door de aangever acht het hof een voortdurende en in gewelddadigheid aanmerkelijk ernstiger ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was. Onder de geschetste omstandigheden kon van de verdachte in redelijkheid niet worden verwacht dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan. De handelwijze van de verdachte acht het hof voorts niet disproportioneel. Het beroep op noodweer wordt mitsdien gehonoreerd, hetgeen betekent dat het bewezen verklaarde niet strafbaar is als gevolg waarvan de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.508,42. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in diens vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. R.M. Bouritius en mr. M.M. van der Nat, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 april 2013.