GERECHTSHOF DEN HAAG
Sector Civiel recht
Uitspraak : 10 april 2013
Zaaknummer : 200.115.018/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 12-538
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.V. Seedorf te Den Haag,
[de man] ,
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 12 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 juli 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 20 november 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 24 januari 2013 een brief van 23 januari 2013 met bijlage.
De zaak is op 8 februari 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de daaraan voorafgaande tussenbeschikking van 4 april 2012.
Bij de beschikking van 4 april 2012 is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De behandeling van de zaak is ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap pro forma aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De vrouw is veroordeeld ten titel van overbedeling aan de man te betalen een bedrag van
€ 94.518,31. Voorts is zij veroordeeld ten titel van zakelijke lasten betreffende de echtelijke woning aan de man te betalen een bedrag van € 567,- per maand over de periode van 1 juni 2011 tot de datum waarop de echtelijke woning notarieel aan de man zal zijn geleverd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 27 juni 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap, in het bijzonder de waarde van de voormalige echtelijke woning en daarmee het bedrag dat de vrouw aan overbedeling aan de man dient te voldoen. Voorts is in geschil het bedrag dat de vrouw maandelijks aan de man dient te voldoen als haar aandeel in de betaling van de zakelijke lasten betreffende de voormalige echtelijke woning.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: voor zover het betreft de aan de voormalige echtelijke woning toegekende waarde en het bedrag van € 567,- per maand dat de vrouw ten titel van zakelijke lasten aan de man dient te voldoen) en (het hof begrijpt: en, opnieuw beschikkende,) de vrouw te veroordelen ten titel van overbedeling aan de man te voldoen een bedrag van € 69.518,62.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering en aanvulling van gronden.
De voormalige echtelijke woning
4. Ter zitting van het hof zijn partijen, in afwijking van de beslissing in de bestreden beschikking, overeengekomen dat aan een makelaar de opdracht wordt gegeven om de voormalige echtelijke woning zo spoedig mogelijk te verkopen. De man zal de executie van het bedrag van € 94.518,31 staken. Door de verkoop van de woning is het onzeker welk bedrag de vrouw in het kader van de verdeling aan de man moet betalen. Voor wat betreft de restschuld met betrekking tot de hypothecaire geldlening zijn beide partijen draagplichtig. Uit debat van partijen heeft het hof begrepen dat gezien de hiervoor vermelde nieuwe ontwikkeling met betrekking tot de voormalige echtelijke woning de door de rechtbank vastgestelde overbedelingsvordering van € 94.518,31 moet worden vernietigd alsmede de toedeling van de woning aan de man.
De zakelijke lasten betreffende de voormalige echtelijke woning
5. Aan het hof ligt derhalve thans nog voor het bedrag van € 567,- per maand dat de vrouw dient te voldoen ten titel van zakelijke lasten betreffende de voormalige echtelijke woning. In het licht van de overeenstemming ter zitting hebben partijen het hof verzocht een beslissing te geven voor de periode hangende de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Gezien het dictum van de bestreden beschikking en de toelichting op grief 2, zal het hof een beslissing geven over het eventueel door de vrouw te betalen bedrag van € 567,- per maand voor de periode met ingang van 1 juni 2011 tot de datum van verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan een derde.
6. De vrouw stelt dat zij op grond van de redelijkheid en billijkheid niet veroordeeld kan worden voor de zakelijke lasten van € 567,- per maand. Zij voert daartoe aan dat de man geen moeite heeft betracht om de voormalige echtelijke woning op diens naam te krijgen. Voorts is zij van mening dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen bedreigingen aan haar adres door de man (onder meer bij haar gedwongen vertrek uit de woning) en de ontstane achterstand in de betalingen van de hypotheek. Ter zitting heeft de vrouw nog aangevoerd dat de man in een gesprek had toegezegd dat hij de volledige hypotheeklasten op zich zou nemen. Nu de man onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de vrouw, brengt de redelijkheid en billijkheid met zich dat de ontstane hypotheekachterstand voor rekening van de man dient te komen.
7. De man stelt dat hij noodgedwongen in de woning is blijven wonen en dat het voor hem niet mogelijk is om de hypotheek af te lossen zolang de vrouw haar bedrag ter zake van overbedeling niet aan hem betaalt.
8. Het hof oordeelt als volgt. De huwelijksgoederengemeenschap is per 27 juni 2012 ontbonden. De lasten met betrekking tot de woning voor 27 juni 2012 zijn aan te merken als kosten van de huishouding. Indien de lasten niet zijn betaald is er sprake van een gemeenschapsschuld. Vanaf 27 juni 2012 zijn de kosten van de woning op grond van art 3:172 BW aan te merken als kosten van de ontbonden gemeenschap. Ingevolge artikel 3: 172 BW delen de deelgenoten, tenzij een regeling anders bepaalt, naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Daarbij is van belang dat de rechtsrelatie tussen deelgenoten in een onverdeelde boedel mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Wat redelijk en billijk is, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval.
9. Gezien het ter zitting gevoerde debat gaat het hof er vanuit dat het hof alleen een beslissing moet geven over de draagplicht van de lasten met betrekking tot de woning na 27 juni 2012, aangezien de kosten voor die datum zijn aan te merken als kosten van de huishouding. De woning wordt te koop gezet. Het hof gaat ervan uit dat partijen zo spoedig mogelijk overgaan tot verkoop. Naar het oordeel van het hof zijn er door de vrouw geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan van het wettelijke stelsel inzake de draagplicht van de lasten met betrekking tot de voormalige echtelijke woning moet worden afgeweken. Het feit dat de man op dit moment nog het gebruik heeft van de woning doet daaraan niet af.
10. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de voormalige echtelijke woning aan de man is toegedeeld onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen de hypothecaire schuld rustend op de echtelijke woning, voor zover de vrouw ten titel van overbedeling aan de man moet betalen de somma van € 94.581,31 en voorts voor wat betreft de veroordeling van de vrouw ten titel van zakelijke lasten aan de man te betalen een bedrag van
€ 567,- per maand over de periode van 1 juni 2011 tot de datum dat de echtelijke woning notarieel aan de man zal zijn geleverd en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat partijen beiden gelijk draagplichtig zijn met betrekking tot de lasten van de voormalige echtelijke woning met betrekking tot de periode na datum ontbinding van het huwelijk;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Ydema, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2013.