ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2200
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Lückers
- Husson
- Kamminga
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig betaald griffierecht; datum bijschrijving bepalend voor ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de man, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Dordrecht. De man had op 24 oktober 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 25 juli 2012, waarin zijn alimentatieverplichting voor de minderjarige was gewijzigd. De man stelde dat hij het griffierecht tijdig had betaald op 21 november 2012, maar het hof oordeelde dat de betaling pas op 22 november 2012 was bijgeschreven op de rekening van het hof, en daarmee niet binnen de wettelijke termijn van vier weken na indiening van het beroepschrift. Het hof overwoog dat de datum van bijschrijving op de rekening van het gerecht bepalend is voor de ontvankelijkheid en niet de datum van afschrijving van de rekening van de advocaat van de man.
De man voerde aan dat eventuele vertraging in de bijschrijving te wijten was aan een onvolkomenheid bij zijn bank of de bank van het hof, en dat hij zich bovendien beroept op de hardheidsclausule, omdat hij een groot belang heeft bij de behandeling van zijn hoger beroep. Hij stelde dat hij € 347,- per maand aan kinderalimentatie verschuldigd is, terwijl dit volgens wettelijke maatstaven slechts € 14,- per maand zou moeten zijn. Dit verschil zou, indien de alimentatie tot de 21-jarige verjaardag van de minderjarige doorloopt, leiden tot een aanzienlijk bedrag dat hij niet kan betalen.
Het hof concludeerde echter dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De door de man aangevoerde feiten en omstandigheden rechtvaardigden niet de conclusie dat de toepassing van de wettelijke bepalingen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De beslissing van het hof was daarmee definitief, en de man had de mogelijkheid om een verzoek tot wijziging van de bestreden beschikking in te dienen bij de rechtbank, mocht hij daar gronden voor hebben.