ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2216

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-003149-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in restaurant met diefstal van kluis en geldbedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in PI Rijnmond, is schuldig bevonden aan het plegen van een inbraak in een restaurant te Nieuwveen, waarbij hij een kluis en een geldbedrag heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot het pand heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht. De verdachte was eerder veroordeeld voor vergelijkbare vermogensdelicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat de proeftijd niet was verstreken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003149-12
Parketnummers: 09-753246-12 en 09-752527-07 (TUL)
Datum uitspraak: 31 mei 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 juni 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1979,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 mei 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde - kort gezegd - verplicht reclasseringscontact. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Dat brengt met zich mee dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] evenmin aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
2.
hij in het tijdvak van 21 tot en met 22 december 2011 te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis en/of 870 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een deur van dat pand open te breken en/of via een openstaand bovenlicht het pand binnen te klimmen en/of een of meerdere binnendeuren open te breken en/of de kluis uit de muur los te breken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in het tijdvak van 21 tot en met 22 december 2011 te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis en een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij 2], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en vervolgens het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door een binnendeur open te breken en de kluis uit de muur los te breken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen - betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van de politie betreffende de herkenning van de verdachte niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat onbekend is of de dia/foto's die door de verbalisanten zijn bekeken afkomstig zijn van de camerabeelden van de plaats delict. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake kan zijn van een objectieve herkenning nu de foto van de dader van het aan de verdachte ten laste gelegde feit voor het eerst is getoond tijdens een briefing waarbij meerdere politieambtenaren aanwezig waren, die elkaar kunnen hebben beïnvloed nadat één van hen de verdachte had herkend.
Ten aanzien van het tot het bewijs gebezigde proces-verbaal van bevindingen van verbalisant De Jong, overweegt het hof dat de verbalisant daarin heeft gerelateerd dat de foto's die hij heeft gezien afkomstig waren van een beveiligingscamera van [benadeelde partij 2], gelegen aan de [adres] te Nieuwveen, en dat het hof naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van die mededeling, noch aan de herkenning van de verdachte door de verbalisant, die zegt de verdachte ambtshalve te kennen.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de door de politie in beslag genomen steekringsleutel niet bruikbaar is voor het bewijs omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat en zo ja waar de steekringsleutel in het restaurant is aangetroffen.
Het hof overweegt dienaangaande dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de steekringsleutel met daarop een onvolledig DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte, is aangetroffen op de plaats delict.
Beide verweren worden mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een inbraak in een restaurant. Hij heeft daarbij een kluis en de weekomzet van het betreffende restaurant weggenomen. Aldus heeft de verdachte de benadeelde overlast en financiële schade bezorgd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van onder meer vermogensdelicten, ook tot gevangenisstraffen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de verdachte betreffende adviezen van de Reclassering d.d. 21 mei 2012 en 30 januari 2013. Omdat bij de verdachte sprake is van een verslavingsproblematiek en hij bovendien recentelijk is gediagnosticeerd met ADHD, heeft de Reclassering geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde - kort gezegd - verplicht reclasseringscontact. Het hof acht dat echter niet aangewezen, gelet op het feit dat de verdachte zich thans in voorlopige hechtenis bevindt en niet valt aan te geven wanneer de verdachte weer op vrije voeten komt, terwijl het hof bovendien niet kan overzien hoe een bijzondere voorwaarde als voormeld zich zal verhouden met een eventueel aan de verdachte in het kader van de zaak waarvoor hij gedetineerd is op te leggen straf of maatregel.
Alles overwegende en mede in aanmerking genomen de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting, is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 december 2008 onder parketnummer 09-752527-07 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf - groot 4 maanden - niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Met de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu het vonnis of arrest waarbij de hiervoor bedoelde proeftijd zou zijn verlengd zich niet bij de stukken bevindt en mitsdien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de proeftijd niet was verstreken ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
Het hof zal het openbaar ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-752527-07.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. W.J. van Boven en mr. A.B. Vast, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 mei 2013.
Mr. A.B. Vast is buiten staat dit arrest te ondertekenen.