ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2231

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-000117-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor mishandeling van ambtenaar met vuurwerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van een ambtenaar door een stuk vuurwerk naar deze ambtenaar te gooien, wat zou hebben geleid tot letsel en pijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2013 een stuk vuurwerk heeft gegooid in de richting van de ambtenaar, maar niet bewezen acht dat hij dit met opzet deed of dat hij zich bewust was van de kans dat hij de ambtenaar zou raken. De verklaringen van de verdachte en de getuigen werden zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de omstandigheden, zoals het donkere weer en de rook van brandend afval, de kans dat de verdachte zich bewust was van de nadering van de ambtenaar verkleinden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van mishandeling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de tenlastelegging was vrijgesproken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte van beide tenlastegelegde feiten vrijsprak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000117-13
Parketnummers: 09-817028-13 en 09-711655-11 (TUL)
Datum uitspraak: 16 mei 2013
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 3 januari 2013 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1970,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 mei 2013.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich van 31 december 2013 te 12.00 uur tot 1 januari 2014 te 12.00 uur uitsluitend binnenshuis zal bevinden en zich gedurende die periode niet op de openbare weg zal bevinden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging is beslist als in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te 's-Gravenhage, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde partij], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een stuk vuurwerk naar, althans in de richting van die ambtenaar heeft geworpen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te 's-Gravenhage, een wapen(s), te weten een mes met twee snijkantig lemmet, van categorie I, onder 1° of 2°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vaststaat dat de verdachte op 1 januari 2013 een stuk vuurwerk heeft gegooid in de richting van waaruit de ambtenaar [benadeelde partij] in verdachtes richting fietste, dat dit vuurwerk op zeer korte afstand van die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam en in diens nabijheid tot ontploffing kwam, alsmede dat [benadeelde partij] nadien last had met zijn gehoor.
Met de politierechter acht het hof niet bewezen dat de verdachte het vuurwerk willens en wetens naar, althans in de richting van [benadeelde partij] heeft gegooid. Evenmin acht het hof bewezen dat de verdachte door het vuurwerk te gooien welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij dat vuurwerk naar of in de richting van een ander zou gooien en deze daardoor pijn en/of letsel zou toebrengen.
Enerzijds staat tegenover de verklaring van de verdachte dat hij niemand heeft gezien toen hij het vuurwerk gooide dat twee opsporingsambtenaren ambtsedig hebben gerelateerd respectievelijk dat de verdachte voorafgaand aan het aansteken van het later gegooide vuurwerk "ons in de directe ogen keek" en "in mijn richting keek en vervolgens vuurwerk in mijn richting gooide". Anderzijds, en dat is naar het oordeel van het hof doorslaggevend, zijn deze feitelijke waarnemingen onvoldoende voor de overtuiging dat de verdachte zich aldus ook bewust is geweest van de nadering van de politieambtenaren onder wie [benadeelde partij]. Daarbij neemt het hof allereerst in aanmerking dat het nacht en derhalve donker was alsmede dat de lezing van de verdachte dat ter plaatse het zicht werd gehinderd door rook van brandend afval en brandende autobanden steun vindt in de verklaring van getuigen alsmede in het proces-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaar [verbalisant], waarin immers melding wordt gemaakt van een in de fik gestoken klikobak en resten van vermoedelijk autobanden. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de opsporingsambtenaar die zag dat de verdachte de politie "in de directe ogen" keek, zulks zag op het moment dat zij de straat inreed en zich toen (zoals volgt uit haar bevinding dat de verdachte zich ophield in een groepje halverwege de [adres] in combinatie met de lengte van die straat volgens de ter terechtzitting aan de orde gestelde openbare gegevens van google-maps) op enige tientallen meters van de verdachte bevond.
Naar het oordeel van het hof voert het te ver om uit de enkele omstandigheid dat iemand in de nacht van de jaarwisseling brandend vuurwerk in een bepaalde richting gooit, terwijl niet vast staat dat hij zich er van bewust is dat vanuit die richting op enige afstand politieambtenaren of anderen op een fiets naderen, af te leiden dat hij welbewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat hij een politieambtenaar of een ander pijn en/of letsel toebrengt. Dergelijk gedrag kan onder omstandigheden als in hoge mate onzorgvuldig worden beschouwd, maar voor opzet, waaronder voorwaardelijk opzet begrepen, is dat onvoldoende. Het andersluidend standpunt dat de advocaat-generaal hierover onder verwijzing naar de appelschriftuur van de officier van justitie innam deelt het hof dan ook niet.
Naar het oordeel van het hof is evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het afzien van de hernieuwde oproeping van twee opgeroepen, maar niet verschenen getuigen.
De advocaat-generaal heeft het hof bij brief van 22 april 2013 meegedeeld voornemens te zijn een tweetal politie-ambtenaren, te weten [verbalisant] en [benadeelde partij], als getuige ter terechtzitting op te roepen.
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal verklaard dat aan dit voornemen uitvoering is gegeven.
De opgeroepen getuigen zijn evenwel niet ter terechtzitting verschenen.
Met het afzien van de hernieuwde oproeping van deze getuigen hebben de verdachte en zijn raadsvrouwe ter terechtzitting uitdrukkelijk ingestemd. De advocaat-generaal daarentegen heeft met het afzien van hernieuwde oproeping slechts ingestemd onder voorwaarde dat het hof het onder 1 tenlastelegde opzet bewezen zal achten.
Daar het hof van dit opzet vrijspreekt, dient het te verantwoorden waarom van hernieuwde oproeping van de beide niet verschenen getuigen is afgezien.
Het hof ziet van hernieuwde oproeping van de niet verschenen getuigen af op grond dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat het openbaar ministerie daardoor niet in zijn vervolging wordt geschaad.
Het hof overweegt daarbij dat vervolging moet worden geacht te strekken tot een strafrechtelijke reactie op het aan de verdachte door het Openbaar Ministerie gemaakte verwijt. In de onderhavige zaak luidt het verwijt zoals aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd. Zonder bewezenverklaring daarvan is het doel van de vervolging in de onderhavige zaak niet te verwezenlijken.
Door de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld dient voor een bewezenverklaring uit de bewijsmiddelen te kunnen volgen dat ondervonden pijn en/of letsel is veroorzaakt door het gooien van een stuk vuurwerk naar, althans in de richting van een ander.
Uit de stukken volgt evenwel dat voor zover pijn en/of letsel is ondervonden, zulks kennelijk is veroorzaakt door de ontploffing van een stuk vuurwerk. Van het enkele gooien van een stuk vuurwerk zoals is tenlastegelegd, te weten zonder dat de lont daarvan is aangestoken, is pijn en/of letsel niet als redelijkerwijs te verwachten gevolg aan de verdachte toe te rekenen. Dat brengt mee dat vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde onafwendbaar is, zodat als gevolg van de redactie van de tenlastelegging, die het hof als gegeven heeft te aanvaarden, het horen althans oproepen van de door de advocaat-generaal beoogde getuigen niet van betekenis is voor enige door het hof te nemen beslissing.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd. Hij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 250,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 3 april 2012 onder parketnummer 09-711655-11 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarde als in dat vonnis vermeld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Nu verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Den Haag van 3 januari 2013, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 3 april 2012, parketnummer 09-711655-11, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2013.
mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.