ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2758

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.125.208/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. van Leuven
  • J. Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gesloten plaatsing van een minderjarige in het kader van beschermingsmaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten plaatsing van een vijfjarige minderjarige, die onder toezicht was gesteld van Jeugdzorg. De moeder van de minderjarige verzet zich tegen de gesloten plaatsing en heeft in hoger beroep de beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 7 en 27 februari 2013 aangevochten. De rechtbank had Jeugdzorg gemachtigd om de minderjarige op te nemen in een gesloten jeugdzorginstelling, wat de moeder betwistte. Ze voerde aan dat de gronden voor een gesloten uithuisplaatsing niet aanwezig waren en dat de minderjarige beter af zou zijn met medicatie en ondersteuning vanuit haar omgeving.

Jeugdzorg daarentegen verdedigde de noodzaak van de gesloten plaatsing, gezien de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige, waaronder impulsief en agressief gedrag. De raad voor de kinderbescherming steunde de beslissing van Jeugdzorg en wees op de ernstige gedragsstoornissen van de minderjarige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en vastgesteld dat de minderjarige intensieve begeleiding nodig heeft in een veilige en gestructureerde omgeving. Het hof concludeerde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de benodigde zorg zou onttrekken.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikkingen bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof benadrukte dat de gesloten plaatsing niet langer dan strikt noodzakelijk zou moeten duren, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de zaak en de jonge leeftijd van de minderjarige. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die momenteel kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 22 mei 2013
Zaaknummer : 200.125.208/01
Rekestnummers rechtbank : JE RK 13-333 en JE RK 12-2392
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.G. Nieman te Leiden,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
vestiging Den Haag Centrum Scheveningen,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als informant is aangemerkt:
mr. E.A. Breetveld,
in zijn hoedanigheid van advocaat van de na te noemen minderjarige,
kantoorhoudende te Den Haag.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[naam],
wonende te [woonplaats],
de partner van de moeder.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 12 april 2013 in hoger beroep gekomen tegen de beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 7 en 27 februari 2013.
Jeugdzorg heeft op 1 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Voorts is van de zijde van de moeder op 7 mei 2013 een faxbericht met bijlage ingekomen.
De zaak is, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.121.796/01 (betreffende de ondertoezichtstelling), op 8 mei 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw R. Bijl en mevrouw M. de Graaf namens Jeugdzorg;
- mevrouw K.A. Hompert en mevrouw N. van den Boogaart namens de raad;
- mr. E.A. Breetveld;
- de heer [naam belanghebbende];
- mr. J.C.A. van Tol, kantoorgenoot van mr. Nieman.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikkingen.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 november 2012 is de minderjarige onder toezicht gesteld van Jeugdzorg voor de periode van 18 november 2012 tot 18 augustus 2013.
Bij beschikking van 6 februari 2013 is een voorlopige machtiging aan Jeugdzorg verleend om de minderjarige te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 6 tot 8 februari 2013.
Bij de bestreden beschikking van 7 februari 2013 is Jeugdzorg gemachtigd om de minderjarige voorlopig te doen opnemen en doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de periode van 8 februari 2013 tot 4 maart 2013 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de meervoudige terechtzitting.
Bij de bestreden beschikking van 27 februari 2013 is Jeugdzorg gemachtigd de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 27 februari 2013 tot 18 augustus 2013, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de (gesloten) uithuisplaatsing van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (hierna de minderjarige).
2. De moeder verzoekt het hof – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de beschikkingen van 7 en 27 februari 2013 te vernietigen, voor zover daarbij is bepaald dat Jeugdzorg gemachtigd wordt de minderjarige te doen opnemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg tot 18 augustus 2013, en het verzoek van Jeugdzorg alsnog af te wijzen.
3. Volgens de moeder zijn de gronden voor een (gesloten) uithuisplaatsing niet aanwezig. De moeder heeft tot februari 2012 altijd voor de minderjarige gezorgd en ook weer vanaf mei tot eind augustus 2012. Er wordt telkens teruggekomen op twee incidenten, te weten de eerste schooldag van de minderjarige waarop de moeder haar wegens agressief gedrag al na anderhalf uur moest ophalen en het incident in de tram, waarbij de moeder is beschuldigd van mishandeling. Dit laatste incident was de directe aanleiding voor de uithuisplaatsing, terwijl de zaak tegen de moeder is geseponeerd. De minderjarige is thuis het beste af met behulp van medicatie en steun van bijvoorbeeld Homestart. De deskundige van Curium die de minderjarige maandenlang heeft geobserveerd is ook van mening dat veel met medicatie kan worden opgevangen. De minderjarige is binnen een jaar tijd zeven maal van woonplek gewisseld en verblijft sinds 6 februari 2013 in een gesloten instelling. De moeder vreest dat de minderjarige daar slachtoffer wordt van misbruik. De termijn van de plaatsing is ook veel te lang voor een kwetsbaar meisje van vijf jaar. De moeder is niet van plan naar het buitenland te vertrekken. Het feit dat zij met de minderjarige in mei 2012 in verband met een erkenningsprocedure een aantal maanden in België verbleef, wordt haar nog altijd nagedragen, terwijl er toen geen sprake was van een gezagsbeperkende maatregel. De moeder ondervindt steun van haar partner die bereid is mede voor de minderjarige te zorgen.
4. Jeugdzorg bestrijdt de stellingen van de moeder en verzoekt het hof de bestreden beschikkingen te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep af te wijzen. Een gesloten plaatsing op deze jonge leeftijd is heel ernstig, maar in casu noodzakelijk. De minderjarige is gebaat bij de plaatsing alwaar zij acht uur per dag één op één begeleiding krijgt. De moeder heeft de minderjarige wel degelijk onttrokken aan hulpverlening toen zij halsoverkop met haar naar België vertrok. Er waren afspraken gemaakt met de reclassering en de hulpverlening en de minderjarige zou in een pleeggezin geplaatst worden. Toen de moeder zich op 18 augustus 2012 met de minderjarige meldde bij de politie is de minderjarige dan ook direct met een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een residentiële instelling geplaatst. Na een observatieperiode van drie maanden is duidelijk geworden dat de minderjarige een reactieve hechtingsstoornis heeft en een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Gezien de zeer forse gedragsproblematiek was de minderjarige niet te handhaven in de residentiële instelling en is de minderjarige geplaatst in de besloten groep van Bergse Bos, alwaar zij de benodigde veiligheid, structuur en intensieve begeleiding krijgt. Een gesloten plaatsing dient zo snel als mogelijk te worden vervolgd door een ander traject, maar een exact tijdspad valt nog niet te beschrijven. Overigens is de gesloten accommodatie niet, zoals de moeder dat ervaart, te vergelijken met een gevangenis, zo stelt Jeugdzorg.
5. De raad stelt dat sprake is van zeer ernstige gedragsstoornissen bij de minderjarige. De moeder is overbelast en heeft geen inzicht in de problematiek van de minderjarige.
6. De advocaat van de minderjarige stelt dat het verblijf van de minderjarige in een gesloten setting zo kort mogelijk dient te duren, gelet op de zwaarte van de maatregel. Wel valt er een lichte vooruitgang te bespeuren bij de minderjarige en blijkt thans een beperkte schoolgang mogelijk, hetgeen hoopgevend is. Het hof zou de termijn waarvoor de machtiging is verleend dienen te bekorten, teneinde te bewerkstelligen dat de rechtbank spoedig weer in staat zal zijn te beoordelen of de noodzaak tot een langer verblijf van de minderjarige in een gesloten setting nog wel verantwoord is.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de minderjarige kampt met ernstige hechtingsproblematiek en zeer impulsief, agressief en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont. Ze heeft plotselinge en onvoorspelbare stemmingswisselingen en uiterst beperkte mogelijkheden om haar emoties te reguleren. Er is sprake van een zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling. Ondanks haar zeer jonge leeftijd was zij vanwege haar gedragsproblematiek niet te handhaven in een reguliere instelling voor jeugdhulpverlening en zelfs niet in een kliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Zij heeft langdurige, intensieve begeleiding nodig in een gestructureerde en veilige omgeving. Zij reageert positief op de structuur en de één op één begeleiding die haar in de gesloten setting van Bergse Bos geboden wordt. Onderzocht wordt welke nadere behandeling en begeleiding nodig is en wat het toekomstperspectief is. Naar het oordeel van het hof is het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat de ingezette hulpverlening in Bergse Bos en de daarbij behorende onderzoeken doorgang vinden. Jeugdzorg is zich bewust van het uitzonderlijke karakter van deze zaak, gelet met name op de leeftijd van de minderjarige, zodat het hof er vanuit gaat dat Jeugdzorg de gesloten plaatsing niet langer dan strikt noodzakelijk zal laten voortduren. Het hof acht het echter niet verantwoord de duur van de machtiging reeds op voorhand te bekorten, zoals de advocaat van de minderjarige heeft bepleit. Dat zal, bij een eventueel nog tijdelijk nodige voortduring van behandeling en onderzoek in een gesloten setting, veel druk op alle betrokkenen leggen.
8. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de moeder zich hevig verzet tegen de (gedwongen) uithuisplaatsing en door alle spanningen met gezondheidsproblemen kampt. Doordat het de moeder niet lukt om de minderjarige te steunen in haar plaatsing, bevindt deze zich in een loyaliteitsconflict. De bezoeken van de moeder aan de minderjarige verlopen problematisch, omdat de moeder zich verliest in een haar overweldigende emotie. Thans vindt ook onderzoek plaats naar de pedagogische mogelijkheden van de moeder.
9. Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is er naar het oordeel van het hof thans nog altijd sprake van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen aan de zijde van de minderjarige die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in gesloten jeugdzorg is dan ook terecht verleend. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikkingen zal bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikkingen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Leuven en Kok, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2013.