ECLI:NL:GHDHA:2014:1149

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
200.142.207/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Mink
  • L. Lückers
  • A. van den Wildenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en ongeoorloofde achterhouding minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake internationale kinderontvoering. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 20 februari 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2014. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft op 11 maart 2014 een verweerschrift ingediend. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de onmiddellijke teruggeleiding van de minderjarige naar Mexico te bevelen. De vader verzet zich hiertegen en stelt dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep, dan wel dat het verzoek van de moeder ongegrond is.

Het hof heeft de zaak op 17 maart 2014 mondeling behandeld. De moeder heeft aangevoerd dat zij de vader toestemming heeft gegeven om met de minderjarige naar Nederland te gaan voor een familiebezoek, maar niet voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats. De vader stelt dat hij met toestemming van de moeder naar Nederland is vertrokken en dat de minderjarige sindsdien legaal in Nederland verblijft. De raad voor de kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat het van groot belang is dat partijen met elkaar overleggen.

Het hof overweegt dat het overbrengen van de minderjarige naar Nederland geoorloofd is gebeurd en dat er geen sprake is van een ongeoorloofde achterhouding. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is gegeven door mrs. Mink, Lückers en Van den Wildenberg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 31 maart 2014
Zaaknummer : 200.142.207/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-10006
Zaaknummer rechtbank : C/09/456706
[appellante 1],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.M.G. Maste te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. D.J.I. Kroezen te Amsterdam.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 20 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2014 van de rechtbank Den Haag.
De vader heeft op 11 maart 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 24 februari 2014 een brief van 21 februari 2014 met bijlagen;
- op 4 maart 2014 een brief gedateerd 4 februari 2014 met bijlagen;
- op 12 maart 2014 de stukken uit de eerste aanleg;
van de zijde van de vader:
- op 13 maart 2014 een V-formulier met bijlage.
De zaak is op 17 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw J.H. Reule, tolk in de Engelse taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer J. Ekkels namens de raad.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de moeder tot teruggeleiding van de hierna te noemen minderjarige naar Mexico afgewezen en is bepaald dat partijen de eigen proceskosten dragen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
  • partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
  • uit de moeder is op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] geboren [naam], hierna te noemen: de minderjarige;
  • de vader heeft de minderjarige erkend;
  • de vader is op 29 maart 2013 met toestemming van de moeder met de minderjarige vanuit de woning van de moeder te [plaats 1], Mexico, naar Nederland vertrokken;
  • voor het vertrek naar Nederland had de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Mexico;
  • de vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder de Mexicaanse nationaliteit en is daarnaast burger van de Verenigde Staten van Amerika en de minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit en is daarnaast burger van de Verenigde Staten van Amerika;
  • de moeder heeft zich gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA), alwaar de zaak is geregistreerd onder IKO nr. 130148 [naam];
  • bij beschikking van 27 november 2013 van de rechtbank Amsterdam is op verzoek van de vader bepaald dat de ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige worden belast, voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten en dat de minderjarige de hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
Het hof neemt kennis van de door de advocaat van de man bij haar pleitnotitie gevoegde bijlage, nu deze een weergave van een emailgesprek tussen partijen betreft en eenvoudig te doorgronden is.
2.
De moeder verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • de onmiddellijke teruggeleiding naar de moeder te bevelen van de minderjarige, althans op een door (naar het hof begrijpt) het hof in goede justitie te bepalen datum, waarbij de vader de minderjarige dient terug te brengen naar de moeder in Mexico, dan wel, indien dat wordt nagelaten, een datum te bepalen waarop de minderjarige met de benodigde reisdocumenten zal worden afgegeven aan de moeder zodat zij hem zelf mee terug kan nemen;
  • te bepalen dat de vader bij hoofdelijke veroordeling de kosten aan de moeder als bedoeld in artikel 26 lid 4 Haags kinderontvoeringsverdrag (HKOV) en artikel 13 lid 5 Uitvoeringswet zal betalen;
  • de moeder te machtigen, althans haar toestemming te verlenen om deze beschikking zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en Justitie;
  • met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in appel.
3.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep op grond van het HKOV, dan wel om het verzoek van de moeder tot de teruggeleiding van de minderjarige af te wijzen wegens ongegrondheid en de bestreden beschikking, zo nodig met aanvulling van gronden, te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.
De moeder voert het volgende aan. Zij heeft de vader toestemming verleend om met de minderjarige naar Nederland te gaan voor familiebezoek tot en met de zomervakantie 2013 en niet omdat zij op dat moment niet voor de minderjarige kon zorgen. Die tijd kon de moeder gebruiken om geschikte huisvesting te vinden en te werken aan andere problemen. De moeder heeft geen toestemming gegeven voor het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en het is aan de vader om het tegendeel te bewijzen. Ook is de verblijfplaats niet gewijzigd door louter tijdsverloop. De achterhouding van de minderjarige in Nederland is dan ook in strijd met het gezagsrecht van de moeder naar Nederlands en Mexicaans recht.
5.
De vader bestrijdt dat sprake is van een ongeoorloofde achterhouding in Nederland. Ten tijde van het vertrek naar Nederland was de vader naar Mexicaans recht alleen met het ouderlijk gezag belast en de moeder heeft bovendien haar toestemming tot remigratie naar Nederland gegeven. Vanaf 30 maart 2013 woont de minderjarige dan ook legaal in Nederland. Voorts doet de vader een beroep op de weigeringsgronden van artikel 13 lid 1 sub a en sub b HKOV en de gronden van artikel 20 HKOV. De psychische gesteldheid van de moeder baart de vader zorgen alsmede het feit dat zij teruggeleiding verzoekt naar [plaats 2], bekend als de gevaarlijkste stad ter wereld buiten oorlogsgebieden.
6.
Namens de raad is ter zitting verklaard dat het van groot belang voor de minderjarige is dat partijen met elkaar gaan overleggen, aangezien zij altijd de ouders van de minderjarige zullen blijven.
7.
Het hof overweegt als volgt. Niet in geschil is dat het overbrengen van de minderjarige naar Nederland geoorloofd is gebeurd. Aan de orde is (allereerst) de vraag of de vader de minderjarige ongeoorloofd heeft achtergehouden.
De door de moeder opgeworpen gronden tegen de bestreden beschikking lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot teruggeleiding van de minderjarige naar Mexico en de daarbij behorende verzoeken op juiste gronden afgewezen. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. Vast staat dat de vader met toestemming van de moeder in maart 2013 naar Nederland is vertrokken met de toen net twee jaar oude minderjarige. Dat dit slechts voor een familiebezoek tot het einde van de zomer van 2013 zou zijn, en dat de minderjarige daarna terug zou keren naar Mexico, is niet dan wel onvoldoende gebleken. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat de moeder de minderjarige aan de vader heeft toevertrouwd, zodat zij in haar persoonlijke leven orde op zaken kon stellen. Van een afspraak tussen partijen, dat de minderjarige daarna terug zou keren naar Mexico, is niet gebleken. Dit wordt ook niet bevestigd door de overgelegde e-mailberichten tussen partijen waarin wordt gesproken van een twee maanden durend bezoek van de moeder met de minderjarige aan Mexico en het overleg over het inschrijven op welke school de minderjarige in Nederland zal worden ingeschreven. Daarbij heeft de moeder ter zitting verklaard dat zij hoopte en nog altijd hoopt dat de minderjarige deel zou kunnen uitmaken van beide culturen en regelmatig tussen de twee landen heen en weer zou kunnen reizen. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een ongeoorloofde achterhouding van de minderjarige door de vader in Nederland. De overige stellingen van partijen behoeven geen verdere bespreking omdat deze niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
8.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep tussen de partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Lückers en Van den Wildenberg, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2014.