ECLI:NL:GHDHA:2014:1195

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
22-003743-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens persoonsverwisseling in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Liberia in 1985, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor het telen van hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw aanvoerde dat de dagvaarding in eerste aanleg niet in persoon was ontvangen. De handtekening op de akte van uitreiking zou niet van de verdachte zijn, maar van een ander die zijn gestolen rijbewijs had gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een persoonsverwisseling, waardoor de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen van hennepplanten op 4 maart 2012 in Rotterdam. Het hof heeft, na het horen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte werd vrijgesproken, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedure en de bescherming van de rechten van de verdachte, vooral in gevallen van persoonsverwisseling. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003743-12
Parketnummer: 10-050209-12
Datum uitspraak: 1 april 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Liberia) op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
In het dossier bevindt zich een akte van uitreiking volgens welke de dagvaarding van de verdachte om op 29 juni 2012 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen op 5 maart 2012 in persoon aan de verdachte is uitgereikt.
Daaruit zou volgen dat de verdachte binnen veertien dagen na het op 29 juni 2012 gewezen vonnis in hoger beroep had moeten komen bij gebreke waarvan het vonnis onherroepelijk is geworden.
Het standpunt van appellant
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit – kort en zakelijk weergegeven – dat haar cliënt de dagvaarding in eerste aanleg nimmer in persoon heeft ontvangen. De op de akte van uitreiking geplaatste handtekening betreft niet de handtekening van haar cliënt.
Het rijbewijs van haar cliënt is in februari 2012 gestolen. Het lijkt erop dat dit rijbewijs in handen is gekomen van de persoon die op 4 maart 2012 is aangehouden wegens betrokkenheid bij de in de tenlastelegging bedoelde hennepkwekerij. Deze persoon heeft op 5 maart 2012 op de akte van uitreiking voor ontvangst van de dagvaarding getekend. Uit onderzoek van de politie is thans gebleken dat de persoon die op 4 maart 2012 is aangehouden niet haar cliënt is. De raadsvrouw verwijst hierbij naar de brief van de politie d.d. 30 oktober 2012, waaruit volgens haar blijkt dat het rijbewijs van haar cliënt kennelijk valselijk is gebruikt door de persoon die is aangehouden wegens het overtreden van de Opiumwet op 4 maart 2012.
Volgens de verdediging is de verdachte pas na ontvangst van de brief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justis, d.d. 26 juli 2012, houdende een op de onderwerpelijke veroordeling gebaseerde afwijzende beslissing op zijn verzoek om toewijzing van een verklaring omtrent het gedrag, bekend geworden met het vonnis. Hiertegen heeft de verdachte op 2 augustus 2012 – en daarmee tijdig - hoger beroep ingesteld. De verdachte is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door de verdachte, betekent dat hij niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. In dit geval is echter naar het oordeel van het hof sprake van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden, welke de overschrijding van de termijn verschoonbaar doen zijn.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een proces-verbaal van bevindingen (PL1710 2012268158-22) overgelegd. Dit proces-verbaal d.d. 22 oktober 2012 is opgemaakt door de opsporingsambtenaar D. Zuidema (onder wiens verantwoordelijkheid ook het opsporingsonderzoek naar de hennepkwekerij werd verricht) en betreft een onderzoek naar het valselijk gebruik van de identiteit van de verdachte. Uit het verrichte onderzoek volgt dat de op 4 maart 2012 aangehouden persoon die opgaf te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortejaar] 1985 te [geboorteplaats] (Liberia), wonende [adres], in werkelijkheid is genaamd [medeverdachte], geboren op [geboortejaar] 1986 te [geboorteplaats] (Liberia) en wonende [adres].
Deze persoon heeft ook verklaard dat hij willens en wetens de identiteit van [verdachte] heeft aangenomen en ook namens hem een handtekening heeft gezet.
Met de verdediging en de advocaat-generaal stelt het hof vast dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling die de verdachte niet is toe te rekenen. Gelet hierop is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
De verdachte heeft binnen twee weken nadat het vonnis hem bekend was geworden hoger beroep ingesteld. De verdachte is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand op of aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 328 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 4 maart 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of andere, althans alleen opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen op of aan [adres], ongeveer 328 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde
hennepeen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte,
opof omstreeks
4 maart 2012te
Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door naam die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of die hennepplanten (in dat pand) te bewaken/beveiligen en/of die hennepplanten te verzorgen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de verdediging en de advocaat-generaal stelt het hof vast dat nu sprake is van een persoonsverwisseling, zoals beschreven in het eerder aangehaalde proces-verbaal d.d. 22 oktober 2012, niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. Chr. A. Baardman en mr. T.L. Tan, in bijzijn van de griffier mr. M.J. den Haan.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 april 2014.