ECLI:NL:GHDHA:2014:1306

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
200.134.192
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding straatverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een straatverbod. De appellant, de man, heeft in eerste aanleg een straatverbod opgelegd gekregen voor de duur van één jaar, vanwege ernstige incidenten waarbij hij de moeder van de geïntimeerde, de vrouw, heeft bedreigd en mishandeld. De man ontkent de beschuldigingen en stelt dat hij niet aanwezig kon zijn bij de comparitie vanwege dringende afspraken. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 12 november 2013, waarin een comparitie van partijen is gelast. Tijdens deze comparitie, die op 9 januari 2014 plaatsvond, heeft de vrouw haar standpunt toegelicht en bewijsstukken overgelegd, terwijl de man zijn procesdossier inbracht. Het hof heeft kennisgenomen van de aangifte van de zus van de vrouw en andere verklaringen die de beschuldigingen tegen de man ondersteunen. Het hof concludeert dat de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter aannemelijk zijn en dat de man zich agressief heeft gedragen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2013, waarbij het straatverbod is opgelegd, en veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.134.192/01
Rolnummer rechtbank : 431828 / KG ZA 13-901

arrest van 25 februari 2014

in de zaak van

[de man],

wonende te[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein te Rotterdam,
tegen

[de vrouw],

wonende op een geheim adres,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G. Hagens te 's-Hertogenbosch.

Het verdere verloop van het geding

Het hof verwijst naar het tussenarrest in deze zaak, gewezen op 12 november 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast. Namens de vrouw is een memorie van antwoord met producties genomen. Namens de man is het procesdossier in eerste aanleg in het geding gebracht. De comparitie van partijen heeft op 9 januari 2014 plaatsgevonden. Proces-verbaal van de comparitie is opgemaakt. Arrest is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het hof stelt vast dat de man, niettegenstaande het bij tussenarrest gegeven bevel in persoon te verschijnen, niet aanwezig was tijdens de comparitie, omdat hij, volgens mededeling van zijn advocaat, dringende andere afspraken had.
2.
Met zijn grieven komt de man op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat een straatverbod voor de duur van één jaar noodzakelijk is vanwege – kort gezegd – een escalatie in de woning van de moeder van de vrouw, waarbij de man de moeder heeft bedreigd en mishandeld, een pan hete soep over de zus van de vrouw gegooid en zich daaraan voorafgaand dreigend en mishandelend tegenover de vrouw opgesteld. De man ontkent deze feiten. Bij afwezigheid van deze gedragingen kan de voorzieningenrechter niet tot het bestreden oordeel komen, aldus de man, en dient de vordering tot het opleggen van een straatverbod alsnog te worden afgewezen, met veroordeling van de vrouw in beide instanties. De vrouw heeft de grieven gemotiveerd bestreden.
3.
Het hof heeft, onder meer, kennis genomen van de aangifte van de zus van de vrouw, die is gedaan naar aanleiding van voornoemd incident. In samenhang met hetgeen overigens met betrekking tot het incident is verklaard door de verschillende betrokkenen, acht het hof het aannemelijk dat het incident zich heeft voorgedaan op de wijze zoals door de voorzieningenrechter is beschreven. Het hof acht voorts aan de hand van de inhoud van de diverse overgelegde stukken, waaronder de aangiftes van de vrouw, aannemelijk dat de man zich agressief en mishandelend ten aanzien van de vrouw heeft opgesteld. Het hof wijst hierbij op het feit dat bij de man tijdens een huiszoeking het vuurwapen is aangetroffen waarover de vrouw eerder had verklaard. De conclusies die de voorzieningenrechter aan de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden heeft verbonden acht het hof in overeenstemming met de ernst daarvan. Het Kort Geding leent zich niet voor een uitputtend onderzoek naar de feiten en naar het leveren van bewijs zoals de man voorstaat. Bovendien heeft de man het het hof niet mogelijk gemaakt hem nader te bevragen door niet ter comparitie te verschijnen.
4.
Het bovenstaande leidt tot een bekrachtiging van het bestreden vonnis. Het hof ziet aanleiding de man (ambtshalve) in de kosten van het hoger beroep te veroordelen.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, op 28 augustus 2013 tussen de partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de vrouw gevallen, en begroot deze tot heden als volgt:
griffierecht: € 299,--
kosten advocaat:
€ 1.362,--
totaal € 1.661,--.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C. van Nievelt en L.F.A. Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.