ECLI:NL:GHDHA:2014:1309

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
200.131.518
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake gezamenlijke woning en condities voor overdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een kort geding over de overdracht van de onverdeelde helft van een gezamenlijke woning tussen twee partijen, een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw, die de woning heeft aangeschaft met een inbreng van € 70.000,-, en de man, die in de woning woont, zijn het niet eens over de condities waaronder de overdracht van de woning zou moeten plaatsvinden. De vrouw stelt dat zij als meest gerede partij in aanmerking komt voor de overdracht, terwijl de man van mening is dat hij recht heeft op de woning omdat hij er feitelijk woont en in staat is om een hypothecaire lening aan te gaan.

Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest en naar de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter. Tijdens de zitting is gebleken dat er een achterstand in de betaling van de hypothecaire lening is ontstaan, maar het hof oordeelt dat een kort geding niet geschikt is voor de verdeling van de woning. Het hof biedt partijen de mogelijkheid om onder leiding van een mediator tot een oplossing te komen, waarbij de kosten van de mediation gelijkelijk door beide partijen worden gedragen.

De mediator, mw. prof. mr. T.J. Mellema-Kranenburg, is bereid om op te treden en het hof heeft bepaald dat partijen zich uiterlijk op 25 februari 2014 moeten uitlaten over hun instemming met de mediation. Het hof houdt iedere beslissing aan totdat partijen zich hebben uitgesproken over de mediation.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.131.518/01
Rolnummer rechtbank : C/10/426830 / KG ZA 13-572

arrest van 18 februari 2014

in de zaak van

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],
appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,
tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, tevens appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.P. Quist te Zwijndrecht.

Het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 29 oktober 2013. Ter rolle van die dag heeft de man een memorie van antwoord genomen, tevens memorie van grieven in incidenteel appel. Vervolgens heeft de vrouw een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen.
De bij het tussenarrest gelaste comparitie van partijen is gehouden op 14 januari 2014 en daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Voor de feiten verwijst het hof naar het bestreden vonnis. Tegen de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende: Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie twee, thans nog minderjarige kinderen zijn geboren, die bij de vrouw verblijven. Partijen hebben in gezamenlijke eigendom de woning aan de [adres] te [plaatsnaam]. De man is in de woning blijven wonen. Ieder van partijen wil zelf in de woning wonen en wenst, dat het nog onverdeelde deel van de ander aan hem/haar wordt overgedragen. Ter zitting hebben beide partijen verklaard in dat verband te willen uitgaan van een waarde van de woning van € 425.000,-. Op de woning rust een hypotheek van € 412.000,- en aan de hypotheekstelling zijn polissen verbonden, waarvan de vrouw de premies betaalt, die een waarde vertegenwoordigen van ca. € 93.000,-, waartoe beide partijen gelijkelijk gerechtigd zijn. De vrouw heeft bij de aanschaf van de woning – zo blijkt uit de samenlevingsovereenkomst – een bedrag van € 70.000,- ingebracht, waarop zij aanspraak maakt. Beide partijen beschikken over een jaarinkomen van ruim € 70.000,-.
3.
Partijen zijn het over en weer niet eens over de condities waaronder de overdracht van de onverdeelde helft in de woning aan de ander zou moeten plaatsvinden.
De vrouw stelt dat zij als meest gerede partij daarvoor in aanmerking komt, gelet op haar inbreng voornoemd en dat de man niet heeft aangetoond in aanmerking te komen voor een hypothecaire geldlening , terwijl zij over een offerte beschikt.
De man stelt dat hij als meest gerede partij in aanmerking komt voor toedeling nu hij feitelijk in de woning woont. Hij is in staat om een hypothecaire geldlening aan te gaan nu de gezamenlijke schulden, waarop de vrouw niet heeft afgelost, inmiddels nagenoeg zijn betaald en hij thans voldoende ruimte heeft voor de betaling van hypotheekrente. Hij stelt dat hij een regresrecht heeft op de vrouw voor de door hem betaalde – gezamenlijke – schulden.
4.
Ter zitting heeft de man verklaard, dat een achterstand in de betaling van de hypothecaire geldlening is ontstaan van ongeveer € 11.900,- gerekend tot en met januari 2014. Partijen zijn van mening dat op korte termijn een beslissing moet worden genomen over de verdeling en met name over de vraag aan wie de woning moet worden toebedeeld.
5.
Het hof overweegt als volgt. Een kortgedingprocedure leent zich niet voor een verdeling; daartoe is een bodemprocedure aangewezen. Het hof heeft er begrip voor dat partijen op deze ingeslagen weg volharden omdat zij spoedig een beslissing wensen. Een beslissing over alleen de woning ligt evenwel niet in de rede gezien de andere geschilpunten die partijen verdeeld houden en die daarbij onvermijdelijk zullen moeten worden betrokken. Het ontstaan van achterstand in de betalingen ter zake de hypothecaire geldlening levert evenwel in dit geval geen spoedeisend belang op nu beide partijen elk in de gelegenheid zijn – zeker in overleg met beide advocaten – om de achterstand aan te zuiveren.
6.
Gelet op de gemeenschappelijke wens van de partijen ter zake deze kwestie spoedig tot een oplossing te geraken en in aanmerking nemende dat deze procedure daartoe vooralsnog niet in zal kunnen voorzien zal het hof aan partijen de mogelijkheid bieden om onder leiding van een notaris/mediator de (partiële) verdeling tot stand te brengen. De mediation biedt de partijen de gelegenheid desgewenst alle geschillen ter zake hetgeen hen in financieel opzicht nog verdeeld houdt in te brengen.
Indien een van partijen aan het hof te kennen geeft daarmee niet te willen instemmen zal het hof opnieuw arrest bepalen.
7.
Het hof zal partijen naar een mediator, mw. prof. mr. T.J. Mellema-Kranenburg, verwijzen. Zij heeft zich bereid verklaard deze verwijzing te aanvaarden. De met de mediation samenhangende kosten, die het hof begroot op € 5.000,-, zullen door partijen voor gelijke delen worden gedragen en uiterlijk binnen 14 dagen na deze uitspraak, bij wege van voorschot, rechtstreeks aan de mediator worden voldaan.
De mediator zal haar werkzaamheden pas behoeven te starten nadat zij van beide partijen het voornoemde aandeel in het voorschot zal hebben ontvangen. De mediator zal zo spoedig als mogelijk aan het hof berichten of de mediation is geslaagd, en in geval partijen een vaststellingsovereenkomst zullen sluiten, een afschrift daarvan aan het hof overleggen
8.
Het bovenstaande brengt mee, dat iedere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof:
Bepaalt dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld zich ter rolle van 25 februari 2014 uit te laten of zij zich gezamenlijk willen wenden tot mw. prof. mr. T.J. Mellema-Kranenburg die in dat geval bereid is in de geschillen die hen verdeeld houdt als mediator op te treden;
en voor het geval zij beide daarmee instemmen:
bepaalt dat ieder van partijen binnen 14 dagen na heden ieder een bedrag van € 2.500,- zal overmaken naar rekening [nummer] t.n.v. Derdengeldenrekening Van Heeswijk notarissen nv.;
bepaalt, dat de vrouw als meest gerede partij aan de mediator een procesdossier ter hand zal stellen;
bepaalt dat de mediator haar werkzaamheden eerst zal aanvangen nadat betaling van het volledige voorschot zal zijn ontvangen;
en voor het geval zij daarmee niet instemmen:
bepaalt dat de zaak naar de rol zal worden verwezen voor het bepalen van arrest;
in beide gevallen:
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.F.A. Husson, P.B. Kamminga en C.A.R.M. van Leuven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.