ECLI:NL:GHDHA:2014:1309
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- L.F.A. Husson
- P.B. Kamminga
- C.A.R.M. van Leuven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake gezamenlijke woning en condities voor overdracht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een kort geding over de overdracht van de onverdeelde helft van een gezamenlijke woning tussen twee partijen, een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw, die de woning heeft aangeschaft met een inbreng van € 70.000,-, en de man, die in de woning woont, zijn het niet eens over de condities waaronder de overdracht van de woning zou moeten plaatsvinden. De vrouw stelt dat zij als meest gerede partij in aanmerking komt voor de overdracht, terwijl de man van mening is dat hij recht heeft op de woning omdat hij er feitelijk woont en in staat is om een hypothecaire lening aan te gaan.
Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest en naar de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter. Tijdens de zitting is gebleken dat er een achterstand in de betaling van de hypothecaire lening is ontstaan, maar het hof oordeelt dat een kort geding niet geschikt is voor de verdeling van de woning. Het hof biedt partijen de mogelijkheid om onder leiding van een mediator tot een oplossing te komen, waarbij de kosten van de mediation gelijkelijk door beide partijen worden gedragen.
De mediator, mw. prof. mr. T.J. Mellema-Kranenburg, is bereid om op te treden en het hof heeft bepaald dat partijen zich uiterlijk op 25 februari 2014 moeten uitlaten over hun instemming met de mediation. Het hof houdt iedere beslissing aan totdat partijen zich hebben uitgesproken over de mediation.